woensdag, augustus 31, 2005

Photo Link Ireland

Met mogelijkheden om per foto te kijken of dia show.



Van Photo link best of Ireland

dinsdag, augustus 30, 2005

4. Ierland (deel 2)



We hoorden op de radio, voordat we vertrokken, dat er zo’n 1,6 miljoen Nederlanders deze zomer richting Frankrijk gaan om hun vakantie te vieren. Nou weten wij zeker dat er 1,6 miljoen Fransen hun vaderland hebben verlaten om hun vakantie in Ierland door te brengen. Daarnaast denken wij dat er zo’n evenveel Italianen dezelfde plannen hebben. Het wemelt er van. Op zich hebben we niets tegen Fransen en Italianen, we kennen hun taal niet en zij de onze niet, mooi rustig zou je denken. Echter ze hebben telkens de neiging om hun tent zo dicht mogelijk op een andere te zetten en het liefst zo laat mogelijk (als wij al op één oor liggen) en dan ook nog eens met de partner of familie de dag door te nemen op zo’n toon dat alle campinggasten kunnen meegenieten.
Meerdere malen worden we wakker van deze gasten en als we ’s ochtends de tent open doen, strompelen we zo wat hun tent binnen. Op nog geen halve meter afstand hebben ze de tent naast die van ons gezet, terwijl er een veld vol lege plekken is. Snappen jullie dat nu? Wij niet!

Over kamperen en campings kunnen we inmiddels een boek schrijven. Over smerige (en dure) campings of over slapeloze nachten, omdat vakantievierende jongeren zonodig moeten doorfeesten tot in de vroege uurtjes, van rondlopende ratten en andere beesten die in de voortent rondscharrelen (dat wordt nog wat in Australië, met slangen en schorpioenen), van noodweer of van jankende, schreeuwende, krijsende kinderen, van gasten die zonodig hun blaas moeten legen pal naast onze tent, omdat ze de 20m naar het toiletgebouw waarschijnlijk te ver vinden om te lopen (de Niagara Falls is er niks bij), van snurkende, bekvechtende mannen en vrouwen tot aan gewoon zo moe zijn dat je de slaap niet kunt vatten. Uiteraard zijn er ook leuke kanten aan kamperen, anders hadden we de tent allang weggedaan en B&B’s bezocht. Vooral de leuke spontane ontmoetingen met andere fietsers of gewoon gasten die met de auto aan het rondreizen zijn uit Bakel, Moordrecht, Amsterdam, Deventer, Spier, Epe, Breda, Bristol, Cardiff, Londen, Barcelona, Calgary, Boston, München, Lienz, Telaviv en nog zoveel meer. Over kapot aankomen op een camping en van de eerste de beste campinggast een lekker koel biertje aangereikt krijgen. Over een Ier die ons aanbood om in zijn achtertuin te slapen omdat de camping verderop gesloten was. Over een Engelsman die Olaf naar een pinautomaat heeft gereden (20 km verderop) omdat ons geld op was en visa in het dorp niet werd geaccepteerd en zoveel meer leuke momenten.

Maar goed we waren gebleven in de County Clare. In Doolin, een dorp met nog geen 300 inwoners en wel liefst 3 pubs, hadden we een rustdag en een poetsdag. We zien op aanplakbiljetten dat de volgende dag Luka Bloom in één van de pubs optreedt, maar besluiten toch tickets aan te schaffen voor de ‘fast’ ferry richting de afgelegen en praktisch kale Aran Islands, bekend van het Aran-breiwerk. We hadden Luka al een keer gezien op Rock Werchter jaren geleden, een zeer beroemde Ierse volkszanger en songwriter (hij heeft als grootste hobby fietsen en is zelfs in het bezit van een Cannondale lazen we in de Lonely Planet!) , maar volgens velen mag een bezoek aan de Aran eilanden niet ontbreken voordat men Ierland verlaat. En zo zitten we de volgende dag niet bij Luka maar zitten we in de kleinste ferry (wel 15 personen en we hebben 9 reddingsvesten geteld!?!?!) opeen gepakt richting Inisheer over de Atlantische oceaan die vanaf een kleine boot heel erg groot lijkt . Gelukkig schijnt de zon en dat maakt het allemaal wat minder eng, want boten zinken niet als de zon schijnt toch?? We hebben een tussenstop op de kleinste van de 3 Aran eilanden. Hier stoppen we 45 minuten omdat de bemanning moet lunchen. We lopen naar de enige pub die het eiland rijk is en bestellen het meest simpelste: een tosti (dachten wij). Het heeft echter, na veel aandringen, 44 minuten geduurd voordat de tosti klaar was. We moesten met de tosti in de hand hollend naar de boot om deze niet te missen.


Op Inishmore (de grootste van de 3) komen we laat in de middag aan. Er schijnt hier 1 camping te zijn met alleen vieze toiletten (very basic). Gelukkig hadden we maar een paar kilometer er op zitten, dus de douche konden we wel een dagje missen. We eten buiten de deur en nemen nog een afzakkertje in een pub. Maar tegen negenen begint het zo te hozen dat we terug gaan naar de tent. De volgende ochtend miezert het nog steeds een beetje, maar pakken toch de tent in, want we hebben amper geslapen. De buren kwamen ’s nachts terug van de pub en hebben nog even doorgefeest tot een uur of 4 in de ochtend. Het is een camping alla ‘Appelhof’ op Terschelling in de zomermaanden. Tent aan tent met alleen jonge gasten, waar wij te ‘oud’ voor zijn. Voordat we vertrekken maakt Olaf stennis met de eigenaar van de camping die even 15 euro komt innen met een stalen gezicht van betalen of eh..... nou dat heeft ie geweten Olaf heeft 10 euro betaald en daarmee kon hij het doen. We bezoeken, voordat we de boot naar het vaste land nemen, nog wel het indrukwekkende Dún Aonghasa op het hoogste punt van het eiland. Het is een overblijfsel van prehistorische bewoning (een stenen fort) bovenop een klif. Zodra we het fort hebben bereikt breekt de zon door en kunnen we mooie plaatjes schieten. We verlaten het eiland, met de honderden stenen muurtjes, met gemengde gevoelens. We hebben het gevoel dat we bij aankomst op onze hoofden werden gezet, dat de eilandbewoners flink aan ons hebben geschud en dat pas zodra de laatste centen uit onze broekzakken zijn gerold we het eiland weer mochten verlaten. We hebben niets bijzonders gedaan, maar waren toch een hoop geld kwijt, waarvoor je met z’n tweeën ook een vlucht naar Verweggistan had kunnen boeken. We hoorden van Ieren dat de ondernemers op dit eiland veelal miljonair zijn, en gezien de 4.000 toeristen die dit eiland bezoeken per dag, kunnen we ons dit zeker voorstellen. We zijn in ieder geval weer blij dat we op de vaste wal zitten, want zeker als het stormt dan wil je niet op deze kale eilanden verblijven.

We fietsen verder richting Connemara, ten noordwesten van de stad Galway. Een gebied waar de Ieren nog op turf stoken. Het is een moerasland met duizenden meren, waar op diverse plaatsen turf wordt gestoken. Onderweg komen we dan ook vele stapels turf tegen.



In Clifden zetten we de tent op en ontmoeten hier op een ‘overbevolkte’ camping (officieel 42 plaatsen, maar er staan hier zeker meer dan 100 tenten) twee fietsers op een Koga Myata met Agu tassen, Hollanders dus. Het zijn Gerriet en Gerie, wonende aan de Wapserveenseweg (het Moer, Wittelte). Dit is toch wel heel toevallig, wat is de wereld toch klein. We nemen de laatste roddels door van Wapserveen en omgeving en spreken af eind volgend jaar elkaar weer te treffen.

Op Connemara Campsite blijven we nog een dag, het is hier zo mooi, dat het zonde is om door te fietsen. Kronkelige kustlijn, met tal van kleine eilandjes en prachtige witte stranden met uitzicht op de wonderschone bergketens Twelve Pins en de Maumturk Mountains. Maar het begint ’s avonds flink te waaien en ’s nachts gaat de wind over in een storm. We doen geen oog dicht, en pakken de tassen zo in, dat zodra de tent het niet meer kan houden we alles kunnen verplaatsen naar het toiletgebouw. We hebben namelijk al eerder zo’n storm meegemaakt in Nieuw Zeeland waarbij onze vorige tent het niet heeft kunnen houden. Ook de volgende dag is het weer onrustig en komen we de tent niet uit.

De laatste lange fietsrit in Ierland is richting Westport. Het is prachtig weer, wind in de rug en we volgen een mooie smalle en hobbelige kustweg en fietsen langs het enige fjord (Leenane) van Ierland. Je zou haast denken dat je in Noorwegen fietst. We fietsen langs Crocagh Patrick, een pelgrimsberg van ruim 800 meter hoog, waar de gelovige (katholieke) Ieren minimaal 1x in hun leven naar toe moeten om de berg (de echte helden doen het op blote voeten) te beklimmen.
We hebben overigens besloten om vanuit Westport de trein te pakken naar Dublin. We wilden nog een rondje door County Mayo fietsen, maar het slechte weer van de afgelopen 2 dagen heeft roet in het eten gegooid, waardoor er geen voldoende tijd meer over is. In het gezellig Westport blijven we daarom nog een dag hangen zodat we zaterdag de 19e augustus kunnen vertrekken naar het oosten van Ierland met als eindpunt Dublin. We komen hier de aanplakbiljetten van Luka Bloom ook weer tegen, waarschijnlijk is hij aan het toeren door Ierland.

Grote steden vermijden wij eigenlijk altijd, maar er moet een keer gevlogen worden en dat kan alleen vanuit een grote stad. Na een heerlijke, rustige treinreis zonder problemen, fietsen we vanaf het station naar de dichtstbijzijnde camping, zo’n 30 km ten noorden van de stad. Het is zaterdag 16.45 uur als we in Dublin centrum met de trein arriveren, waarbij je een mensenmassa zou verwachten. Echter je kunt zowat een kanon afschieten. We weten niet wat er aan de hand is, maar voor ons was het in ieder geval super relaxed om zo een grote stad uit te fietsen. Maar na ca. 8 km fietsen, houdt de rust op en zien we wat er aan de hand is. Een Gaelic football game (een mengeling van voetbal en rugby en verschrikkelijk populair onder de Ieren) is zojuist afgelopen en zo’n 80.000 fans gekleed in oranje/wit en de tegenpartij in blauw/wit lopen het stadion uit. We fietsen met de stroom mee en het schiet niet echt op. Het valt overigens wel op dat alles er zeer rustig aan toegaat: de fans van beide partijen lopen allemaal door elkaar, lachen, praten, vieren feest, zwaaien met grote vlaggen en we zien maar 4 agenten op een paard en een 4-tal politieagenten om het verkeer te regelen. Hier kunnen de Nederlandse voetbalclubs en hun aanhangers nog wat van leren, alles gaat in harmonie, geen ruzie, geen scheldpartijen, helemaal niets. Als dit in Nederland toch een keer mogelijk zou kunnen zijn, dan zou dat in ieder geval duizenden agenten schelen die niet ingezet hoeven te worden (en misschien daardoor belastingvermindering).

Het was de bedoeling om vanaf de camping in Rush een bus te pakken om Dublin te verkennen, maar de camping is waardeloos. Het is weer net als op de Aran eilanden, tent aan tent en veel jong spul en de eigenaar vraagt weer veel te veel geld. Na een, gelukkig, rustige nacht besluiten we toch terug te gaan naar Swords (het dichtstbijzijnde dorp bij Dublin Airport). De weersvoorspelling is niet gunstig en we staan op een veld met alleen zwart zand en een paar grassprietjes. Dus voordat het gaat regenen en de zandbak in een modderpoel verandert, willen we de spullen droog en schoon in de tassen hebben, want natte spullen wegen extra zwaar en we hebben al zoveel overgewicht voor het vliegen.
We pakken met veel geluk (alles zit overvol) een goede Bed & Breakfast voor 2 nachten en gaan als nog de laatste dag voor vertrek naar Canada met de bus naar Dublin. We wandelen wat door de stad en komen al gauw in de wijk Temple Bar, een leuke oude wijk met veel pubs, restaurants, hotelletjes en winkeltjes. Natuurlijk moeten we de oudste pub van Ierland (en zelfs Europa?) bezoeken, de Brazen Head Inn uit het jaar 1198, en we proberen hier voor de tweede keer een echte Guinness te drinken (we hebben het ooit eens een jaar of 11 geleden in Engeland geprobeerd, maar vonden het toen niet te drinken (het lijkt ook net koffiedik met een laagje room). Deze keer smaakte hij een stukken beter.

Tot zover Ierland, waarbij wij met name aan de Ring of Beara en de Connemara Mountains de mooiste herinneringen hebben.
We hebben voor Ierse begrippen een fantastische zomer gehad. In de afgelopen 4 weken hebben we 4 echte regendagen (incl. storm) gehad en daarnaast een paar niet noemenswaardige miezerbuitjes en voor de rest veel zon. De temperatuur lag rond de 18 à 20 graden, een ideaal fietstemperatuur, en vergeleken met het weer in Nederland, mogen wij beslist niet klagen.

We hebben zin in Canada en zien er naar uit om familie van Zwanet te treffen. De bedoeling is om met zus Rianne, zwager Johan en de kids Mirjam en Erik een aantal dagen met hun gehuurde camper vanuit Vancouver mee te rijden, voordat ze ons ergens weer “vrijlaten” bij de Amerikaanse grens.
Tot in Amerika.................See you.

donderdag, augustus 18, 2005

3. Ierland (deel 1)

Het vertrek naar Ierland hebben we nog een dagje vertraagd. Wij zijn er nl. achtergekomen, dat er in één van de trendy tentjes in St. Davids een hotspot is. Dus wat doe je dan: gratis internetten en eindelijk eens op je gemakkie alle mail beantwoorden, want bij een betaald internetadres zit je toch meer op de klok te kijken hoeveel het allemaal wel niet gaat kosten. We proberen hier ook te skypen (kosteloos bellen via internet) met Olaf’s moeder, maar helaas is dit niet gelukt. Wij hebben Olaf’s moeder vlak voor ons vertrek de computer, het e-mailen, het internetten, het telebankieren en het skypen in ongeveer 2 halve dagen uitgelegd en voor iemand van 67 jaar die nog nooit met één vinger een toetsenbord heeft aangeraakt, is dit natuurlijk erg onwennig en complex. Maar wij zijn apetrots op haar, dat ze dit toch allemaal eventjes doet.

We komen ’s avonds aan in Rosslare (Ierland) en gaan eerst wat eten in de haven voordat we op zoek gaan naar een camping. Want net als in Engeland 2x geweigerd worden op een camping (en het regende toen pijpenstelen) en pas op de 3e camping tegen negenen je potje koken, daar hadden we geen zin in.
In tegenstelling tot Engeland werden we al op de 1e camping die wij aandeden hartelijk ontvangen (inclusief een regenbui). We kregen veel tips, een campinggidsje waar alle campings (ook voor tenten) in staan en Ollie vond spontaan een 2e hands Lonely Planet in de ‘campingbibliotheek’ “Cycling Ireland”. Deze wilde Zwanet eigenlijk kopen als verjaardagscadeau voor Olaf in de eerstvolgende boekhandel die wij tegen zouden komen. Maar hij heeft ‘m voor 1 euro meegenomen. Wat een toevalstreffer, scheelt ons weer 25 euri!

De regenbui bij aankomst in Ierland is overgegaan in een zomerstorm, het heeft zo gehoosd en gestormd dat we de volgende dag de tent niet eens uit konden. Nou ja, er niet uit konden, we moesten op een gegeven moment er wel uit. Eén tentharing van de voortent was door een rukwind de grond uitgetrokken. We stonden eigenlijk ook helemaal verkeerd, pal in de wind, maar de avond ervoor kwamen we laat aan en dan heb je weinig keus qua plek. Voordat we de tentharing weer de grond insloegen, hebben we dan ook eerst de tent verzet. Heerlijk is dat ’s ochtendvroeg (7.00 uur) in je onderbroekje, sandalen en regenjas) een tent verplaatsen. De samenwerking was optimaal!??!?!?!? Pas in de avond begon het weer wat droger te worden.
De volgende ochtend zagen wij een mooie blauwe hemel, hopelijk zien we deze vaker in de 4 weken dat we Ierland bezoeken. We hoorden overigens dat de zomerstorm in 24 uur 75 ml water heeft geloosd, dit schijnt normaal gesproken in één maand in Ierland te vallen.

In Ierland zijn bijna geen gesigneerde fietsroutes zoals in Engeland en dus volgen we de routes zoals beschreven in de Lonely Planet. Een voordeel hierbij is dat alle hoogteverschillen in dit boek in een grafiek worden weergegeven, dus je weet precies hoeveel klimmetjes en afstanden je per dag “moet” doen. Wat ons gelijk opvalt hier is dat de hagen langs de wegen gesnoeid zijn/worden, we hebben eindelijk fatsoenlijk uitzicht en niet zoals in Engeland dat je alleen maar het asfalt ziet en daarbij zijn de heuvels veel gemakkelijker te beklimmen, lang niet zo steil als in Engeland. Konden we in Engeland de vakantiefietsers op één hand tellen, in Ierland zien we de eerste dagen al tientallen! Verder is er een oostenwind, wat vrij abnormaal is voor Ierland. Voor ons is dit gunstig want we hebben de wind in de rug en dat houdt in dat we kunnen opschieten. Hadden we in Engeland een gemiddelde van 11 tot 14 km per uur. We zitten hier al gauw op 16 tot 18,5 km per uur, dus we kunnen weer wat meer afstanden per dag doen. Zie ook de reisafstandentabel.

Maar ook op sommige plaatsen in Ierland kan het druk zijn. In Tramore doen wij een camping aan, die bomvol zit, maar omdat het laat in de middag is, wilde de eigenaar ons niet wegsturen (zoals het ook hoort!!). We krijgen een mooi plekje achter het toiletgebouw en door alle aanloop van en naar de afwasplaats/douches/toiletten krijgen we veel aanspraak. De avond is dan ook zo voorbij. ’s Nachts werden we nog wel wakker van wat geritsel in de voortent waarschijnlijk een muis, egel of wat het ook mag zijn.
De volgende ochtend was het ontbijten trouwens snel over, nadat de derde persoon het chemisch toilet heeft geledigd (we zaten er ongeveer een meter vandaan) was onze eetlust over, dus snel de biezen gepakt en weer zo op de fiets.

We maken 26 juli niet zoveel kilometers want we hebben een jarige in ons midden. Olaf is 38 jaar geworden en dat moet gevierd worden. We pakken vroeg een camping en doen vroeg inkopen, want dit is een goede reden om te BBQ’en. ’s Avonds vanuit een naastgelegen hotel de familie gebeld, want ook Zwanet d’r grote zus Fenny is jarig. Bijna de hele familie was bij haar op bezoek, kwam dat even mooi uit, hebben wij ze allemaal weer aan de lijn gehad.

We willen even wat opschieten qua kilometers, dus wat doe je dan je pakt de snelweg. Niet de ideale weg zou je denken, maar wel met een bijkomend voordeel: de stijgingspercentages zijn minder hoog, omdat ook het vrachtverkeer hier langs gaat. En omdat we nog steeds de wind in de rug hebben gaan we deze dag als een speer vooruit. Wij komen vroeg in de middag in Midleton aan (ten oosten van Cork), waar één van de vier Ierse Whiskey distilleerderij (Jameson) zit. We wilden een bezoekje brengen, maar bij het zien van de tientallen bussen en honderden toeristen en de entreeprijzen (8,50 euro p/p exclusief proeverij) zijn wij snel doorgefietst. Waar horden mensenmassa’s op afkomen, gaan wij met een grote boog omheen. We hadden gehoopt dat het een bedrijfje zou zijn zoals in Nieuw Zeeland (Greymouth) daar hadden we een rondleiding van 12 minuten met 5 andere mensen in een bierbrouwerij (Monteith’s) en het bierproeven was wel anderhalf uur en dat voor maar 5 gulden p/p destijds. Dat waren nog eens tijden.

Cork (de 2 na grootste stad van Ierland) kunnen wij gelukkig vermijden door met een pontje de baai over te steken. Het is ondertussen bewolkt geworden en de temperatuur is nog steeds perfect voor het fietsen, zo rond de 18 graden.

Bij Ballinspitle komen we 2 fietsende Hollanders tegen (Kees en Roos uit Sliedrecht). Zij hadden gloednieuwe Gazelle fietsen en zo te zien was dit hun allereerste fietsvakantie. Ze waren net aangekomen, 40 km gefietst en al 2 lekke banden. Erg vreemd, want ze hadden precies dezelfde buitenbanden als wij (antilek banden), waar wij al dik anderhalf jaar lekvrij op fietsen. De volgende ochtend vertrekken zij een uur eerder als wij, maar na 4 km fietsen halen we ze al in. Ze hadden wederom 2 lekke banden en hadden er erg de pee in, wat wij ons weer goed konden voorstellen. De fietsenverkoper in Nederland hadden ze al kwaad gebeld, maar ja dat helpt niet als de fietsenmaker in Holland zit en jij staat met een kapotte fiets in Ierland!
Olaf heeft hun geholpen en wat was het euvel: de velglint was van dun plastic en was zo heet geworden door het remmen dat deze naar binnen was getrokken. De binnenband zat hierdoor direct op de velg en dit vraagt natuurlijk om problemen. Met een extra velglint en een binnenband van ons hebben we ze weer op weg geholpen. We hebben nog een tijdje met ze meegefietst, maar na 3 km hebben wij afscheid genomen want ze schoten niet op, bij de kleinste heuvel (molshoop) stapten ze al van de fiets om te lopen dat zal nog wat worden met die twee.... want Ierland bestaat alleen uit heuvels.



Bij Glandore gaan we even van de route af om een omweg te maken naar de Drombeg stone circle. Deze mooie gave stenen cirkel (Stone Henge, maar dan in het klein) was de moeite waard om te bezichtigen. Een handjevol toeristen liep er rond en dat trekt ons ook aan. We pakken even verderop een camping, want het begint te druppelen en aan de wolken te zien zou het nog weel eens erger kunnen worden. De omgeving van Glandore en de camping is prachtig en heerlijk rustig (niet zo toeristisch), we blijven daarom nog maar een dag. We computeren en luieren wat en lopen met een grote omweg naar het dorp om wat te eten, want onze voorraad is op en de eerst volgende supermarkt was 15 km verderop, iets te ver om even een boodschapje te doen. Toch handig hoor dat er in elk dorp, ook al wonen er maar een paar mensen, een pub aanwezig is, waar je kunt eten en drinken.

We gaan via Skibbereen en Bantry richting de Ring of Beara, één van de schiereilanden in het zuidwesten van Ierland. De route is prachtig en het landschap doet dan weer wat Schots en dan weer Noors aan. De heuvels worden bergen (de Caha en de Slieve Miskish Mountains zijn de ruggengraat van de Beara) en het landschap wordt allemaal wat ruiger, rotsachtiger. Hier krijgen we ook voor het eerst last van de mitches, knoten, muggetjes, sandflies of hoe je ze ook maar wilt noemen. Bij ons in Drenthe noemen we ze gewoon kleine k.tvliegjes. Je ziet ze bijna niet maar de bulten jeuken een week nadat ze geprikt hebben nog steeds en je blijft krabben, tot bloedens toe.
Bij het fietsen door kleine dorpjes, maken we af en toe een stop bij een pub om te genieten van de traditionele Ierse muziek. Veelal wordt er live gespeeld, met een accordeon, fluit, viool, gitaar en een ruige stem maken ze de prachtigste deuntjes.
Zo’n 15 km voor Kenmare staan we stil bij een camping, die niet op de kaart en niet in de gidsen/folders staan. Het ziet er ‘knieftig’ uit en naast de Europese vlag hangt ook een Friese vlag te wapperen in de wind. We zitten te dubben wat we moeten doen, doorfietsen naar Kenmare (we hadden nog maar 52 km in de benen en een pittige wandeling van 2 uur naar een stone cirkel die we uiteindelijk niet hebben kunnen vinden) en eten inslaan, of hier blijven en in de pub, een stukje terug, eten. Na een babbeltje met de eigenaar Bert van Bavel (geboren in de Oosterstreek/Noordwolde en getogen in Heerenveen) blijven we maar een nachtje. Het zijn er uiteindelijk 3 nachten geworden, want het was er beregezellig. Een supercamping met alles er op en er aan: goed ‘geventileerde’ douches en wc’s, een shelter met open haardvuur voor slecht weer, een koelkast, etc., en voor heel slecht weer ook nog hutjes/cabins. Alles wat een fietser/wandelaar nodig heeft om er een leuke vakantie van te maken. Caravans en campers zie je hier dan ook bijna niet. We voelden ons gelijk hier erg thuis. Bert heeft voor ons de 1e avond een supermaaltijd verzorgd, heeft ons meegenomen naar Kenmare om boodschappen te doen, heeft ons de geschiedenis van het ontstaan van de camping verteld en laten zien (9 fotoboeken) heeft ons zijn verzameling schilderijen laten zien (hij kan prachtig schilderen), heeft ons meegenomen op safari in zijn eigen oerbos (20 ha of zoiets) . Kortom: een geweldige tijd hier gehad. We wilden nog een dag wandelen, maar de regen heeft er voor gezorgd dat we de tent niet uitkwamen. Na 3 dagen was het moeilijk om afscheid te nemen van deze droomcamping ‘The Peacock’ en zeer gastvrije familie met hun huiszwijntje “Neuf” (www.bearacamping.com), maar er moet nog meer van Ierland ontdekt worden. De naam “Neuf” hebben we overigens zelf bedacht, want het deed ons denken aan een grapje van Urbanus: Een boertje gaat naar de veemarkt om een varken te kopen. Eén verkoper heeft een speciale varken in de aanbieding, waarop het boertje vraagt wat er zo bijzonder aan is. Volgens de verkoper kan de varken rekenen in het Frans. Waarop het boertje nieuwsgierig wordt en vraagt aan de verkoper: “Laat maar eens wat horen dan”. Verkoper tegen ‘t varkentje: “Hoeveel is 6 + 3?”. Zegt het varken: “neuf”. “Aah”, zegt het boertje, “dat is bijzonder”. “ Kan ie nog meer?”. Verkoper tegen varken: “ Hoeveel is 10 - 1?”. Zegt het varken: “neuf”. Verkoper nogmaals: “3 x 3”. Varken: “neuf”. En zo ging dat nog even door. Het boertje vertrouwde het niet helemaal, want het antwoord was telkens negen en vroeg aan de verkoper of hij een keer een rekensommetje mocht voorleggen. De verkoper stemde toe, waarop het boertje aan de varken vroeg: “Hoeveel is 4 + 4?”. De verkoper bedenkt zich ook niks en steekt zijn wandelstok in het achterwerk van ‘t varkentje. Waarop het varkentje krijst: “huuuuiiiiit”.



De beroemde Ring of Kerry slaan we over. We hebben van veel mensen (fietsers) gehoord dat fietsen hier absoluut niet meer leuk is. Het schijnt er zo druk te zijn op de weg, dat het één file van auto’s en bussen met toeristen moet zijn, en fietsen in de uitlaatgassen dat hadden we in Engeland ook al gedaan, waar we geen goede herinneringen aan hebben. We pakken de route richting Killarney, welke (toch nog) over een klein deel van de Ring of Kerry gaat. De uitzichten zijn formidabel, lekker ruig landschap en prachtige vergezichten en qua verkeer was het goed te doen. De bedoeling is verder om de Ring of Dingle te fietsen, maar hoe verder we op het schiereiland komen hoe harder het begint te regenen. Halverwege komen we nog een hond tegen, die ons maar bleef volgen, kilometers lang heeft hij achter ons aangelopen. We hebben in alle talen geprobeerd om ‘terug naar de baas’ te roepen, maar hij wilde niet luisteren. Blijkbaar was het een zwervershond of een hond die door vakantievierende Ieren is losgelaten, want hij had wel een halsband om. Bij een met etensresten gevulde vuilniszak in de berm bleef hij uiteindelijk staan om deze in enkele minuten te verslinden. Dit was onze kans om er als een speer van door te gaan en de hond van ons los te schudden.

In Dingle komen we aan als 2 verzopen katten en vinden nog net een plekje voor onze tent bij een farmhostel. Het is feest dit weekend in Dingle en dat is te merken. Aan de overkant van de hostel zijn paardenraces, een sport waar heel Ierland voor uitloopt, in het dorp is er kermis en de pubs en restaurants zijn afgeladen. We waren van plan om hier een dag te blijven voor een rondje Dingle zonder bagage, maar bij het zien van deze mensenmassa zijn we de volgende dag gelijk maar weer vertrokken. Van de Conors Pass (hoogste pas van Ierland, wel 456 m) hebben we helaas niet veel kunnen zien, hoe hoger we kwamen hoe meer we in de bewolking terecht kwamen en op het hoogste punt was het zicht nauwelijks 30 meter. Het felle, reflecterende ‘klaarover’ vestje komt hier weer goed van pas. Deze wordt door ons gedragen met name op drukke wegen en bij bewolkte dagen, want de Ieren en met name de buitenlanders/ vakantiegangers die maar moeilijk kunnen wennen aan het links rijden, rijden zowat de vouwen uit je broek.

Na de langste en saaiste fietsdag (105 km) tussen Tralee en Kilkee en de klim richting de spectaculaire Cliffs of Moher (een rotsmuur die steil omhoog uit de Atlantische Oceaan rijst tot een hoogte van meer dan 200 meter en 8 km uitstrekt langs de kust van Clare en een ideale plek is voor zelfdoding, gemiddeld 8 per jaar) wordt het weer tijd voor een rustdag. De knieën en nekspieren blijven gevoelig en we willen nog meer van de wereld zien, dus we nemen het er ff weer van: luieren, computeren, internetten, wasje doen, tent en fietsen schoonmaken. Ja, ook de huishoudelijke klusjes blijven doorgaan.

Ierland wordt ook wel de celtic tijger genoemd vanwege zijn sterke economische groei. Dit is goed waar te nemen aan de vele bouwprojecten die er gaande zijn waaronder vele wegenbouw, nieuwe gebouwen en waterzuiveringen (hoog nodig want ze lozen alles maar in zee en in de rivieren). Vele projecten woorden door de economische unie (ons geld??) mede gefinancierd. Gelukkig profiteert de bevolking van Ierland hier ook van mee en zie je ook vele kleinschalige bouw waaronder huizen, hotels en tuinaanleg projecten. Maar... volgens de Ieren zelf verdwijnt hiermee ook de echte Ierse nationaliteit, het Ierse gevoel en trots.

woensdag, augustus 03, 2005

Photo link Start till Channel Islands, England

2. Engeland & Kanaaleilanden



De rustdag in Hastings heeft ons goed gedaan, we staan vroeg op en beginnen fris aan een nieuwe fietsdag en het vervolg van route 2. De route leidt ons door het achterland van de provincie Kent en is schitterend. We komen onderweg nog de 70 meter hoge Long man of Wilmington tegen, één van de beroemdste krijtfiguren die is uitgehouwen in de krijtrotsen en stamt uit het IJzeren Tijdperk. Even verder op komen we een wit paard tegen, gemaakt in dezelfde periode.
Er is bijna geen verkeer en we hebben soms het gevoel alleen op de wereld te zijn. Vlakbij Eastbourne brengen we een bezoek aan de Seven Sisters. De fascinerendste kliffenformatie in het zuidoosten van Engeland. We hebben geluk want het is prachtig zonnig weer, waardoor de krijtrotsen verblindend wit zijn. Vanaf het kiezelstrand hebben we een imposant uitzicht op de gezusters.
Uit deze streek komt misschien wel ons ouderwets schoolbordkrijt. Of zoals Jantje antwoord geeft op de vraag van de juf wat “kritisch” betekend: “dat bint van die witte ding’n woar ie met op bord skrieft”.

Helaas moeten we er weer snel van door, want in de verte komt een donderend geweld aan en we willen voordat het begint te donderen de tent ergens hebben staan.
De volgende dag is de rust over, niet het onweer want die is ons voorbij gegaan, maar gevoel ‘alleen op de wereld te zijn’. Zodra we weer op weg zijn, begint de ellende. Voorbijrazend verkeer, stinkende uitlaatgassen, slecht wegdek en alleen maar betonnen flats en verpauperde wijken. Ternauwernood verliezen wij in het drukke Brighton ook nog eens route 2 uit het oog. Wel vinden we een internetcafé, waar we voor 1 pond per uur kunnen internetten. Het bellen vanuit een telefooncel kost overigens 1 pond per minuut!!. We kunnen verder nergens meer de fietsroute aanwijzingen vinden en gaan dan maar verder over de drukke A259 richting Portsmouth.

We komen overigens onderweg nog een snotaapje van 8 jaar tegen die tegen zijn moeder zegt: “Look Mom! It’s a Cannondale”. En Olaf heeft thuis toch zo’n zijn best gedaan om de beide fietsen onherkenbaar te maken. Dus hij vraagt dan ook aan dat jochie: “hoe weet je dat?” Waarop het jochie schamper antwoord: “Ach dat zie je toch zo aan de vorm van het frame en de headshock”. Nou daar stond Ollie dan even perplex te kijken. Hopelijk zijn potentiële fietsendieven niet zo op de hoogte. Wij hebben in ieder geval kennis mogen maken met de nieuwe Bart Brentjes.

Na 2 dagen fietsen (inclusief een middagje regen) door het verstedelijkt gebied boeken we in Portsmouth de ferry na Guernsey. Helaas gaat er maar 1 boot per dag ’s: ochtends 9.00 uur. Aangezien er in de verste omtrek van Portsmouth geen camping is, boeken we een hotel vlakbij de ferry. Wat weer een bijkomend voordeel heeft, dat wij de fotocamera en de laptop kunnen opladen.

We verlaten 7 juli Zuid Engeland ’s ochtends vroeg. We krijgen bijna persoonlijke begeleiding van de bemanningsleden, het lijkt er op dat deze mensen nog nooit vakantiefietsers hebben meegenomen op de boot en blij zijn met wat afwisseling. Het is ook meer een vrachtboot dan een passagiersferry. Wij hebben zo’n 30 mensen (incl. bemanning) kunnen tellen op een boot die toch zeker 3 maal zo groot is als de ‘Friesland’ naar Terschelling. De tocht duurt zo’n 7 uur en we liggen heerlijk te relaxen op het dek, uit de wind en in het zonnetje.

Nadat we de haven van Guernsey (ongeveer zo groot als Terschelling, maar dan met de hoogste autodichtheid ter wereld) zijn binnengevaren, doen we flink wat boodschappen. We hebben zin in BBQ’en en kopen een wegwerpexemplaar met veel te veel eten. Dat krijg je als je met een lege maag boodschappen gaat doen. Alles kon maar net in de tassen.
Binnen 5 km vinden we een mooie rustige camping. Het is nog erg rustig op het eiland omdat, volgens de beheerder, de Britten vanaf 21 juli massaal met vakantie gaan.

Het vakantiegevoel begint nu echt te komen. Lekker fietsen, even zonder bagage. Het is een schitterend eiland met mooie witte stranden, af en toe een steile kustlijn met een leuke baai, korte klimmetjes, idyllische landweggetjes en verdwalen op zo’n eiland dat kan toch niet... dachten we. Zijn we toch verdorie een rondje aan het fietsen. Er zijn namelijk bijna geen aanwijzingsborden en al die kleine straatjes, ze lijken ook zoveel op elkaar. Het eiland doet een beetje frans aan, vanwege de franstalige plaats- en straatnaamborden, maar er wordt overal engels gesproken. En de toeristen zijn ook voornamelijk Britten, een paar Fransen en Hollanders en een verdwaalde Duitser.
We komen tijd te kort om het eiland te ontdekken en de volgende dag pakken we nog maar een fietsdagje voor het zuidelijke deel. Het eiland ligt vol met observatiebunkers, gepantserde verdedigingswallen, batterijstellingen en uit de rotsen gehakte hospitalen. De Duitsers hebben hier in de tweede wereldoorlog goed huis gehouden. De Kanaaleilanden vormden destijds een deel van de Atlantic Wall. Daarnaast zijn er ook nog tal van Martello Towers te zien uit de tijd van Napoleon. Kortom veel historie is bewaard gebleven (vooral op oorlogsgebied).

Op fietsgebied maken wij bewust niet veel kilometers, want Zwaantje heeft wat last van haar RRRSI (Repeated Rechter Rem Schakel Injury) handje. Daarom gebruiken we o.a. de 3e dag om even wat andere spieren aan het werk te zetten. We pakken het pondje naar het autoloze Herm om te wandelen. Het eiland is 2 km2 en is een heerlijk wandelparadijs met een fraai landschap, schitterende uitzichten, prachtige, heerlijk geurende bloemen en mooie strandjes, die je op sommige plaatsen helemaal voor jezelf hebt. Onze fotocamera maakt hier overuren. We lopen het eiland rond in bijna 4 uur en hebben af en toe het gevoel dat we in het Abel Tasmanpark van Nieuw Zeeland rondlopen. Rond vieren pakken we het enige terrasje van het eiland om een koel biertje te drinken. En wat hadden ze aan de tap een echte Grolsch Lager. Deze dag kan niet meer stuk!

Ook Jersey pakken we nog even mee, want de boottickets waren best wel prijzig en dan is het zonde om na 4 dagen weer terug naar Engeland te varen.
Jersey is bijna 2x zo groot als Guernsey, maar er wonen de helft minder aan inwoners dan in Guernsey, dus ook de helft minder aan auto’s. En dat is te merken, wat een rust qua verkeer ten opzichte van Guernsey en de plaatselijke autoriteiten hebben hier mooie fietsroutes uitgezet. Maar voordat we daar aan beginnen, nemen we eerst een duik in het zwembad van de camping, want het is bloody hot. En in de zon liggen kunnen we nog niet volop, want de lappen vellen hangen aan onze lijven (met name die van Zwanet) dit ter herinnering aan de rustdag in Hastings, waar wij tijdens het luieren in slaap zijn gevallen en vergeten zijn om ons in te smeren.

De volgende dag stappen we weer fris en fit op de fiets om het eiland te verkennen. Maar de rit duurt niet lang: na 10 km begeeft de achtervelg van Zwanet. Er zit een scheur in en remmen met de achterrem is niet meer mogelijk. Dit zat er al een keer aan te komen (de fietsen zijn al 7 jaar oud) en Jack van Bike en Hike had al aangegeven dat er nog zeker 1.000 km mee gefietst kon worden. Nou Jack, het zijn er uiteindelijk nog 1.030 geworden, je zat er niet ver naast!
Om verder te fietsen met alleen een voorrem is een beetje link, daarom gaan we op weg naar St. Helier (de hoofdstad) op zoek naar een fietsenmaker. We doen 3 fietsenwinkels aan, waarvan 1 de juiste velg( precies dezelfde) op voorraad heeft. Na 3 uur zoeken, wachten en 60 pond armer fietsen we weer verder, of eigenlijk terug naar de camping, want de dag is al weer bijna voor bij. De volgende dag hebben we één herkansing om het rondje compleet te maken, want ’s avonds gaan we met de boot van half 9 weer terug naar Weymouth in Engeland. De zeven dagen op de Kanaaleilanden waren verrukkelijk met als hoogtepunt toch wel het eilandje Herm. We zullen zeker nog een keer terugkomen, maar dan in het voorjaar, dan schijnt het hier nog mooier te zijn.

We komen pas half 1 ’s nachts aan met de boot en wat doe je dan... je zoekt een shelter (of hoe zo’n ding ook mag heten, het lijkt op een bushokje, alleen stopt er geen bus) op langs de boulevard om een slaapplekje te zoeken. Want ’s nachts een camping op zoeken of voor een half nachtje de volle pond betalen voor een hotelkamer doen we niet. Tenslotte is het lekker weer dus we gaan in de open lucht slapen. De eerste shelter was bezet, een zwerver had zich hier genesteld, dus pakken we een paar shelters verder op er één. Nadat we de fietsen goed geketend hebben, nestelen we ons op de houten banken. Het blijft bij wat dommelen, want er zijn nog veel gasten die een wandeling maken op het strand of lopen over de boulevard en die dit nogal luidruchtig doen. Waarschijnlijk zijn we toch in slaap gevallen, want we worden beiden tegelijkertijd wakker van de kou. Het zal dan zo’n 4 uur zijn in de ochtend, voor de laatste uurtjes toch nog maar even de slaapzakken uitgerold. Tot 7 uur hebben we nog wat kunnen pitten, want toen begon het stadsleven weer te leven en was er zoveel lawaai dat we de spullen maar weer hebben ingepakt.

We zijn nog zo vroeg dat er nog geen Tourist Information Center open is en pakken een B-weg richting Exeter. Het is super heet en de weg gaat erg op en neer. Waren we de korte klimmetjes van de Kanaaleilanden gewent... hier begint weer het echte werk. De Abbotsbury Hill (17% stijging) is killing en de laatste meters moet er dan ook gelopen worden. Het is zo heet en er is geen schaduw te vinden dat we allebei een beetje dizzy worden. Maar misschien komt dit ook wel van al die uitlaatgassen die we inademen, want het is ook nog eens een zeer drukke weg met veel slinger bochten, waarbij auto’s soms zo hard voor ons moeten remmen omdat ze ons op het laatste nippertje pas in de gaten krijgen. De rode zakdoek, die Zwanet van Theun Jansen (Hotel Frederiksoord) heeft gekregen komt goed van pas, want er moet heel wat zweet van haar voorhoofd worden weggeveegd.
We besluiten al na 36 km om een camping te pakken en ff uit te blazen. De 17% klimmetje heeft ons genekt. Het was een waardeloze dag qua fietsen, veel te druk, vreselijke campings (grote caravanparks) en het landschap is een beetje eentonig. We willen wat meer afwisseling en we denken er daarom over om de zuidkust te verlaten voor een andere deel van Engeland. Want half juli breekt helemaal de hel los en dan wordt het nog drukker. Het schijnt dat de meeste Britten afreizen naar de zuidkust om vakantie te vieren. Dus Land’s End, wat we in eerste instantie in de planning hadden, moeten we dan maar links laten liggen.

In Bridport gaan we vanaf de camping regelrecht naar de Tourist Information Center. Een zeer behulpzame gentleman adviseert ons het een en ander. En we besluiten nog 1 dag de fietsroute te volgen tot aan Exmouth. Mocht het niet beter worden dan vertrekken we met de trein naar Swansea (Zuid Wales) en zo omzeilen we dan ook nog eens de grote steden Exeter, Bristol, Newport en Cardiff. Het vervolg van de route is aardig, wij fietsen op kleine, smalle landweggetjes met aan beide zijden hoge wallen begroeid met struiken. Als je op je pedalen gaat staan met je achterwerk van het zadel, dan kun je er net over heen kijken. Af en toe moeten we flink in de remmen, omdat er een auto de bocht om komt racen. In Axminster aangekomen zien we een station en Olaf gaat informeren naar treintijden en prijzen. Hij stelt voor om de route niet verder te vervolgen maar om de volgende dag de trein te pakken naar Zuid Wales. Want vandaag kaartjes kopen en morgen vertrekken is de heflt van het geld.

En zo zitten we dan de volgende dag om 10.00 uur voor totaal 35 pond in de trein. Je moet er dan wel flink voor zweten, want bij elke overstap worden we met onze fietsen en bagage van het kastje naar de muur gestuurd. De ene perronmanager zegt dat we de fietsen voor in het bagagewagon moeten zetten, de andere zegt dat het weer aan de achterkant moet, Het wordt zo erg dat wij in Exeter niet eens mee kunnen, de bagagewagon zou vol zitten en er is geen ruimte meer voor de fietsen zei conducteur Bill. Maar omdat wij gereserveerd hadden, bleven wij volhouden dat we mee moesten om de aansluiting in Bristol naar Swansea niet te missen. Bill the eikel ging tenslotte schoorvoetend akkoord. Maar halverwege de trip naar Bristol, verzocht hij ons op het Centraal Station van Bristol uit te stappen, dit is een halte eerder dan waar wij officieel moeten overstappen. Hij gaf als reden op dat de trein te lang zou zijn voor het perron en daarom daar niet kon stoppen. Olaf heeft van alles geprobeerd, maar de eikel hield voet bij stuk. We werden dus een halte eerder vriendelijk verzocht uit te stappen. Op het Centraal Station van Bristol zijn wij gelijk naar de perronmanager gegaan en ons verhaal voorgelegd. Volgens hem had Bill the eikel ons helemaal niet de trein mogen uitzetten en zou de trein gewoon bij de volgende halte stoppen. Het was dus gewoon een kulsmoes van de eikel. Wij hebben uiteindelijk de aansluiting kunnen halen en om 15.00 uur reden we Swansea binnen. We zijn toen nog op de fiets gestapt naar de eerstvolgende camping die tenten accepteren. Dit was dan wel 32 km verderop, maar was eindelijk een camping zoals we gewend zijn. Veel tenten, simpel sanitair en gewoon bij een boer achter op het erf.

We pakken van het National Cycle Network route 4, die langs de kust van Zuid Wales gaat en willen rond de 24e juli met de boot richting Ierland vanaf Fishquard. Op het eerste gezicht oogt Wales een stuk vriendelijker, het is er een stuk rustiger en de mensen zijn wat gemoedelijker, maar bijna niet te verstaan, ze spreken nl. Welsh.

Maar na een aantal dagen alleen maar klimmen, afdalen doe je in een paar seconden waardoor het even op adem komen er niet bij is, zijn wij Engeland een beetje beu. Het landschap blijft eentonig, de wegen zijn allemaal het zelfde: links een hoge haag, rechts een hoge haag, dus wat je voornamelijk ziet is het asfalt. De campings zijn in Wales overigens wel een stuk goedkoper, betaalden we aan de zuidkust en kanaaleilanden gemiddeld 10 tot 16 pond per nacht, in Wales zitten we gemiddeld op 4 tot 8 pond per nacht. Nu moeten we er wel bij vermelden dat de campings van 4 of 5 pond dan ook helemaal niets is, je hebt een stukje gras voor je tent, maar het douchen kun je vergeten. Het sanitair is zo’n zwijnenstal dat een varken zich er nog niet wil wassen.

St. Davids is de enige stad(je), de kleinste stad van Groot Brittanië, wat ons boeit. Er staat een prachtige kathedraal, er zijn leuke trendy tentjes, waar je heerlijk kunt zitten en het is er gezellig druk. We blijven hier dan ook een extra nacht. Want onze bovenbeenspieren kunnen wel even een dagje rust gebruiken.

Tot zover Engeland, 22 juli vertrekken we met de boot van Fishquard naar Rosslare in Ierland, dus tot de volgende x vanuit Ierland.
web stats analysis