zondag, oktober 23, 2005

7. Amerika (deel 2)

UTAH

We zijn sinds onze aankomst in Canada al op zoek naar spiritus voor onze Trangia brander (made in Zweden). In Nieuw Zeeland, Engeland en Ierland wisten we dat het methalited spirit heet en in Scandinavië is het ook overal verkrijgbaar als gewoon ‘spiritus’. Maar hier aan de andere kant van de oceaan is het een ramp. We zijn in hardwarestores, supermarkten, groceries, general stores, benzinepompen, drogisterijen, etc. geweest en overal waar we vragen naar poison alcohol (spiritus) worden we negen van de tien keer netjes doorverwezen naar de liqorstore ofwel de slijterij.
We hebben getracht te koken op camping fuel, we weten niet precies wat voor spul het is, maar het fikt als de brandweer (echte steekvlammen) en het zorgt voor gigantische roetvorming op de brander en met name de pannetjes. Het vervelendste is nog wel: krijg het er maar weer eens af. Het afwassen is een ramp, alles zit er onder, je handen, de theedoek, de gootsteen en het schuursponsje is niet om aan te zien. En we hebben geprobeerd te koken op 70% alcohol, waarbij een eitje bakken meer dan 1 uur heeft geduurd.
We eten dan ook maar veel buiten de deur, met als bijkomend voordeel dat dit soms stukken goedkoper is en ook nog eens sneller dan zelf kokkerellen.
In Moab (Utah), net over de grens bij Colorado, vinden we eindelijk een outdoorshop met in de etalage een trangia! Hier moeten we zijn voor brandstof en jawel we zijn er eindelijk achter hoe spiritus in het Amerikaans wordt genoemd: denatured alcohol solvent. Het is maar even dat je het weet. Voor degene die bekend is met koken op spiritus in Chili/Argentinië: graag bij deze even doormailen hoe dit in het Engels of Spaans wordt genoemd, scheelt ons straks weer een hoop zoekwerk.

In Moab, de mountainbike capital van Amerika, nemen we eerst maar eens een rustdag om onze, inmiddels, rode bavianenbilletjes rust te geven en gaan op zoek naar autoverhuurbedrijven. Want we willen een aantal parken zien, wat op de fiets eigenlijk niet te doen is, maar te mooi zijn om links te laten liggen. We huren die dag (na veel wikken en wegen) voor 6 uur een auto, nou ja een auto, je kon kiezen uit een Jeep Wrangler blauw, een Jeep Wrangler rood, etc. Met andere woorden je kon alleen maar jeep wranglers huren. Een andere optie was een toerrit met een Hummer. Een ritje in een Hummer lijkt ons wel wat, maar dat het georganiseerd is, vinden we weer wat minder. Het wordt dus een blauwe Jeep Wrangler. We vertrekken richting Canyonlands NP en Dead Horse Point State Park. We pakken eerst Dead Horse Point, de plek waar Thelma en Louise uit de gelijknamende film dramatisch aan hun einde kwamen. Hier stortten zij zich met hun auto in het honderden meters diepe ravijn/canyon. Het is een prachtige plek, waarbij we een uitzicht hebben op de kronkelende Colorado river. We moeten onszelf in de armen knijpen, want het is net of we dromen. Mede door het naderende onweer, zorgt de zon met de donkere wolken voor onvoorstelbare mooie plaatjes. Vanuit een zelfde positie maken we zoveel foto’s, want elke 5 minuten is het licht weer anders. Dan weer een regenboog, dan weer 2 regenbogen, dan weer de felle zonnestralen en dan weer de bliksem. Het uitzicht blijft ons fascineren. We kunnen maar moeilijk los komen van deze plek. Maar we moeten verder want ook de Grand View en Overlook Point van Canyonland NP met uitzicht op ‘Island in the sky’ (een plateau tussen de Green en Colorado River) willen we nog aandoen. Deze uitzichtpunten zijn nog mooier. Diep uitgesleten rotsen, needles (rotstorens) en prachtige gekleurde steenlagen zorgen voor magnifieke plaatjes.

De volgende dag worden we wakker (6.45 uur) en zien dat onze sandalen niet meer in de voortent liggen. Wat blijkt: het heeft die nacht zo ontiegelijk hard geregend dat het regenwater als een ‘riviertje’ door onze voortent is gegaan en wat spullen heeft meegesleurd. We hebben waarschijnlijk in coma gelegen, want we hebben van het noodweer niets meegekregen. Onze buren zijn de hele nacht in touw geweest om het water met potten en flessen uit de tent te scheppen. En als we tegen de middag het centrum van de stad in rijden, zien we bulldozers het zand en rotsblokken, wat van de helling naar beneden is gesleurd, van de hoofdstraat wegvegen. We huren vandaag, uit noodzaak, maar weer een jeep. De bedoeling was eigenlijk om op de fiets naar de camping van Arches NP te gaan en vandaar uit diverse wandeltochten te maken naar de indrukwekkende natuurlijke rotsbogen (arches).

We kregen van twee collega fietsers uit Emmen (www.fietsdrang.nl), die een aantal dagen op ons voor fietsen, de tip dat we zo vroeg mogelijk (voor 7.30 uur) bij het Visitor Center moesten zijn. Want hier is de regel: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ en een tentspot reserveren is niet mogelijk. Het lijkt net of er een aanbieding is bij de Aldi Markt, waar men voor bijvoorbeeld een computer ook al vroeg in de ochtend voor een gesloten deur staat te wachten. We hadden de wekker op 6.45 uur staan en Olaf fietst tegen zevenen alleen (want we konden wel eens bot vangen) de 4 mijl naar het bezoekerscentrum. Na 3 kwartier was ie weer terug, witheet!. De camping was vol, ondanks dat hij de eerste was! Hier klopt iets niet. We waren de vorige dag speciaal met de jeep nog naar dit centrum gereden om navraag te doen over deze bijzondere regeling. Toen had de ranger ons niet verteld, dat je eerst ’s avonds tegen zessen op het bord moest kijken hoeveel plekjes er vrij waren. En dat waren er die middag dus 0. Nadat Olaf weer wat was afgekoeld hebben we weer gewikt en gewogen wat we moesten doen. Daarom maar weer voor 6 uur een jeep gehuurd om het Arches NP te bezoeken. Het is weer een rib uit je lijf, maar gelukkig hebben we er nog een paar over.

Het nadeel van een auto huren is dat je vreselijk op de tijd moet letten. De rit van de vorige dag viel nog mee, maar dit keer is het echt opletten, omdat er heel veel gelopen moest worden naar de bijzondere rotsbogen. We lopen, rennen en vliegen wat af om Landscape Arch, Tunnel Arch, Pine Tree Arch, Wall Arch, Sky Arch, Sanddune Arch, Windows Arches en nog zoveel meer arches te kunnen zien. Helaas moeten we de beroemdste, de Delicate Arch, links laten liggen. Door het noodweer van de afgelopen nacht is de weg ernaar toe geheel ondergelopen en was de weg afgezet.

Na Moab fietsen we over highway 191 verder naar het zuiden. Het is een saaie, drukke weg en we moeten de Moab vallei uit klimmen van 4000 naar 7000 feet. Na een zware dag zetten we onze tent op bij Newspaper Rock. Een rots met tekeningen van ca. 2000 jaar oud. Dit is weer een camping van het soort staatsbosbeheer camping waar geen douche, maar waar ook geen water aanwezig is, en we duiken dan ook nog met het zweet op onze lichamen de tent in. Niet echt fris, maar we konden moeilijk (niet) bij de langsstromende beek komen, om ons te wassen met het modderwater. En na zoveel van dit soort ‘campings’ gehad te hebben, went het wel een keer om niet gedoucht de slaapzak in te kruipen.

We zitten weer hoog en dus is het ’s nacht weer koud. De Noorse mutsen en lange onderbroeken komen weer onder uit de fietstas te voorschijn. We fietsen met een omweg via de Hart’s Drew Loop Road naar Monticello en we passeren hier de hoogste pas tot nu toe 9500 feet (ca. 3150m hoog). We zitten hier zo hoog dat de herfstkleuren volop aanwezig zijn. Het is een zware rit omhoog, maar de bladeren van de berken zorgen met het felle zonlicht voor een mooi kleurenspel. De camping in Monticello is de slechtste van wat we tot nu toe hebben gezien in de USA. De staatsbosbeheercampings zonder douche en water zijn nog beter af! Ze hebben hier wc’s met douchegordijnen en als je op de pot zit, zit je met je neus en knieën in het gordijn en kun je zo met de buurvrouw of buurman links of rechts een babbeltje maken.

We vervolgen de saaie HW 191 naar Blanding en voor het eerst maken we mee dat er in een dorp geen alcohol wordt verkocht, het biertje na het fietsen moeten we hier dan ook overslaan. Utah is de mormonenstaat van Amerika en veel dorpen in deze staat zijn drooggelegd.
In Bluff komen we een groep fietsers tegen, die georganiseerd een rondje door Zuid Utah fietsen. We worden door de Tailwinds bicycle-tour organisatie uitgenodigd voor het avondeten en voor een side tour tripje naar Hovenweep en dat past ons wel. Hovenweep is een National Monument waar eind vorige eeuw oude nederzettingen van indianen zijn gevonden van wel 700 jaar oud. Niet bijster interessant, maar leuk om een middagje mee te vullen. We eten die avond sinds maanden weer eens aardappelen met een verse salade en een heerlijk gebraden kippetje van de BBQ.
De volgende dag staat er een flinke zuidwester en Grant de organisator biedt ons aan om de bagage in hun trailer mee te nemen. We fietsen tenslotte allemaal naar dezelfde camping in Monument Valley. Dit lijkt ons wel wat en die dag fietsen we wat onwennig 80 km zonder bagage met een flinke tegenwind. Halverwege wacht Grant met zijn vrouw en chef kok Neil (de stafleden) ons op, want er is nog een sidetripje met de auto naar Goosenecks in de planning. De vier fietsers van de tourclub, die een dikke anderhalve uur voor ons zijn vertrokken uit Bluff, had hij net afgezet en hij wilde met ons nog wel even heen en weer rijden. Goosenecks is een beetje Dead Horse Point maar dan in het klein en dan met de San Juan River die er doorheen kronkelt. En leuk om even, tussen het fietsen door, met de auto te bezoeken. We fietsen met een enorme tegenwind over de memorabele en meest gefotografeerde weg van Utah, met op de achtergrond de rotsen/pilaren van Monument Valley, wat ook menig ansichtkaart siert. Hier zijn de meeste klassiekers met John Wayne opgenomen. We kennen die goede man niet, ver voor onze tijd, maar in elke giftshop staat hij te pronken op grote kartonnen borden en ansichtkaarten. Ook wij proberen de ideale foto te schieten voor ons ‘plakboek’.
We worden die avond weer verwend door de Tailwinds organisatie met hotdogs, een heerlijke bonenbrei en een heerlijke zoete frambozencake uit een dutchoven van chefkok Neil met rode koksmuts en schort. We hoeven zelfs de camping niet te betalen, want Grant betaalt een groepstarief en vindt dat wij er ook bij horen.

De planning is verder om door het Navajo Indian Reservation te fietsen naar Page. Er is echter één probleem: vanaf Kayenta (24 mijl na Monument Valley) naar Page (zo’n 100 mijl) is er helemaal niets en in het indianenreservaat is het verboden om wild te kamperen. We zijn door menig Amerikaan al gewaarschuwd om dit ook echt niet te doen, want ze schijnen binnen Amerika hun eigen wetten te hebben. We hadden in de planning om een 50 mijl te liften, maar we hebben eerst Grant van de Tailwind organisatie gevraagd om ons een eind richting het westen te brengen met zijn bus. En dat wilde hij wel doen, de schat.
Zo’n 75 km voor Page laat hij ons ‘vrij’ en met een straffe westenwind tegen gaan we met een gangetje van nog geen 7 km per uur richting westen. De wind is zo hard, dat we op sommige plekken gezandstraald worden. Binnen 10 km zitten onze oor- en neusgaten vol met rood zand. Onze oogleden kunnen we nog knipperen maar het voelt als schuurpapier. De lunch slaan we over, want we hebben al zoveel zandtaartjes naar binnen gewerkt. Het is vreselijk fietsen door dit desolate landschap van het indianenreservaat. We zijn dan ook blij dat we Page tegen vijven binnen fietsen en verwennen onszelf met een motel. Even tussen vier muren zonder wind en even geen zandhappen, wat een genot!

Een paar mijl voordat we Page binnen reden, zagen we aanwijzingsborden naar de Antelope Canyon. We hadden van deze Canyon al ontzettend veel foto’s gezien op ansichtkaarten, en brochures. En ook wij willen deze extreem smalle canyon wel eens met eigen ogen zien. Als je in het midden van de canyon staat en je strekt je beide armen uit, dan kun je de beide wanden aanraken. De Canyon ligt nog net in het Navajo Indianenreservaat en de Navajo bewoners maken er dan ook flink ‘misbruik’ van. Je kunt de canyon alleen bezichtigen met een Navajo gids en daar moet dan flink voor betaald worden. Na wat onderhandelen krijgen we een beetje korting (de lichtinval is dan minder in de Canyon) en we moeten met z’n beidjes zo’n 50 dollar (40 euro) neertellen voor anderhalf uur. Met nog 2 andere toeristen worden we in een 4x4 aangedreven jeep naar de ingang gebracht en de gids brabbelt z’n standaard verhaaltje af. We kunnen, ondanks het weinige zonlicht, toch nog een aantal mooie plaatjes schieten (de beste tijd voor het maken van de foto’s is overigens eind mei tot begin juli).

De klok moet in deze regio weer een uurtje achteruit gezet worden en het is om half 7 dan ook al pikkedonker. Als er geen hout te sprokkelen valt, er geen vuurpot aanwezig is of er een verbod op open vuur is (te droog), liggen we tegen achten al in de tent.

6 Oktober is de dag dat Theo en Mascha trouwen, we kunnen deze dag er helaas niet bij zijn. Om deze heugelijke dag niet zomaar voorbij te laten gaan, hebben we op internet het telefoonnummer van de trouwlocatie opgezocht en zodoende bellen we om 9.15 uur al met Restaurant De Gloepe in Diffelen om het bruidspaar te feliciteren. Ze stonden net op het punt om aan het toetjesbuffet te beginnen. Mmmmmmm, moeten we allemaal weer missen. We nemen daarom een grote chocolademuffin en een pudding met gevulde long John als ontbijt, zodat we het gevoel hebben dat we niets tekort zijn gekomen.

Voordat we Page verlaten, doen we voor 3 dagen boodschappen, omdat we de komende dagen geen faciliteiten tegenkomen. We fietsen over de één na hoogste brug van de wereld (700 feet) langs de Glen Canyon Dam en vervolgen de route langs het reusachtige Lake Powell. (320 km lang). Het is geen natuurlijk meer, het is ontstaan in 1963 toen de overheid besloot een dam te bouwen in de Colorado River. Met het 3.200 km lange strand en de talloze kleine baaien is het erg geliefd onder watersporters. Ook wij willen het water op en proberen kajaks te huren in Wahweap Marina. We komen echter niet verder dan het luxe zwembad van het Lake Powell Resort, dat naast de camping ligt. Want door de prachtige route langs het meer, hebben we te veel getreuzeld en komen pas tegen 14.00 uur aan op de camping. Te kort om dan nog een kajak te huren en dus stellen we het kajaktripje maar uit totdat we ergens bij Lake Mead arriveren (tussen Grand Canyon en Las Vegas).


We moeten namelijk opschieten. Er is slecht weer voorspelt voor het weekend en we willen de Cottonwood Canyon Road nemen. Een 46 mijl lange onverharde weg van Big Water tot aan Kodachrome Basin wat met slecht weer onbegonnen werk is en zelfs gevaarlijk kan zijn.
We vertrekken ’s ochtends al vroeg, de eerste 40 km is nog verhard en ook de eerste 30 km onverhard was aardig te doen. Met een gemiddelde van 14,5 km per uur hadden we goede moed en de laatste 25 km onverhard zouden we ook zeker moeten halen voordat het donker wordt......
Maar toen begon de ellende: verschrikkelijk steile klimmetjes, waarbij fietsen onmogelijk was en we zelfs met z’n tweeën de extra zware fietsen (inclusief 3 dagen eten + 10 liter extra water) stuk voor stuk omhoog moesten duwen. De banden slipten continue in het mulle zand en met een gangetje van nog geen 4 km per uur begon het al te schemeren. Met nog 12 mijl (ca. 20 km) voor de boeg, wisten we zeker dat we de camping zo niet voor donker konden halen. En om de tent tussen de prikkelbosjes te zetten, nu we zo dichtbij het einddoel waren, hadden we niet zo’n trek in. Met de spaarzame auto’s die deze dag ons voorbij reden (sommige zelfs voorbij raasden, waarbij we het niet konden laten om de middelvinger even op te steken, je zit namelijk wel daarna minutenlang in een stofwolk naar adem te happen), hadden we weinig hoop op een lift. Tegen half 6 komt er in tegenovergestelde richting een pick-up aangereden met de achterbak leeg. Olaf bedenkt zich ook niks en houdt de truck staande om de twee Navajo indianen (echtpaar) zover te krijgen dat ze terug willen rijden om ons bij het afgelegen kampeerterrein in Kodachrome Basin State Park af te zetten. Gelukkig zijn er ook aardige indianen op deze aardbodem. Over het algemeen, is onze ervaring, zijn de indianen nors en zeer onvriendelijk. Ze lachen niet, kijken je niet aan en zeggen al helemaal geen goedendag.
Er is op de staatscamping (dit keer met hoge uitzondering een zeer welkome douche om de stoflaag van onze body’s te spoelen) gelukkig nog een plaatsje vrij, want het is Columbus weekend. 10 Oktober is de dag dat Columbus Amerika in 1472 (zo uit ons hoofd) heeft ontdekt en dat moet gevierd worden. Alle banken en overheidsgebouwen zijn dicht en de Amerikanen gaan weer een lang weekend op pad. Overigens moesten we van de twee vriendelijke indianen horen wat ‘Columbus Day’ precies inhield, want we konden er ons niet echt iets bij voorstellen. Toch raar dat we dit van de indianen moesten horen. Voor hun was de intocht van Columbus het ‘begin’ van de ondergang van de indianen.

Na de loodzware rit doen we de volgende dag het wat rustiger aan. In het State Park zijn prachtige hike trails uitgezet en zelfs een ATB Panorama trail. We pakken ze bijna allemaal en tegen het schemeren aan, we konden het niet laten, pakken we na het avondeten nog een korte steile wandeling (Angel’s Palace Trail), waar we de zon wonderschoon zien ondergaan.
Zo moet Bryce Canyon, ons volgend doel, ook ongeveer zijn, denken we bij ons zelf. We hebben er al ontzettend veel over gehoord, gelezen en gezien. En van vele toeristen horen we dat dit het park der parken moet zijn. We willen er dan ook minstens 4 dagen vooruit trekken om dit park te ontdekken.
Over toeristen gesproken, er heeft iemand hier in zuid Utah een paar ongelofelijke grote blikken met Duitsers opengetrokken. We zagen ze niet in Engeland, niet in Ierland, niet op de Kanaaleilanden, niet in Canada, Montana, Wyoming en Colorado, maar hier in Utah. Het lijkt wel een invasie und so müssen wir ja alles in Deutsch machen und das ist schwer, weil wir nach fast zwei Monaten nur englisch und holländisch haben geredet.

De Cannondale fietsen doen het trouwens uitstekend, de volgende mankementen hebben we tot nu toe nog maar gehad:
Lekke banden : Olaf: 1x achter en 1x trailer
Gebroken spaken : Olaf :1x achter
Zwanet: 1x achter
Gebroken velg : Zwanet:1x achter

De totaal aantal gereden kilometers tot nu toe zijn:
Circa 7.500 km (waarvan 4.750 op de fiets).

dinsdag, oktober 04, 2005

6. Amerika (deel 1)


MONTANA EN WYOMING

We zijn weer ‘alleen’ op de wereld en onze fietsen rollen over de goudgele akkers van Alberta en over de immens uitgestrekte prairie met uitzicht op de prachtige Rocky Mountains richting de Amerikaanse grens. Maar voordat we deze bij Chief Mountain oversteken brengen we nog een bezoek aan Waterton Lakes National Park (NP).
Het is Labour weekend en dat houdt in dat men hier een lang weekend heeft. Als we vrijdag 2 september tegen drieën het park inrijden, krijgen we bij de entree te horen dat de camping in het park al is volgeboekt. Gelukkig zijn er voor bikers en hikers altijd nog wel plaatsjes te vinden, dus we krijgen een mooi plekje vlak aan het meer. Tegen de avond begint de wind flink aan te wakkeren (staat dit park bekend om) en een paar felle windstoten zorgde er dan ook voor dat in luttele seconden een tent van onze buren en diverse losstaande spullen werden weggeblazen.

Het is een prachtig park en we zitten te kibbelen of we het Glacier National Park (dat zuidelijker ligt en met Waterton Lakes verbonden is) er gelijk achter aan moeten doen of dat we deze overslaan en de kortst mogelijke route volgen naar Yellowstone National Park. Want naar Yellowstone is zeker nog 2 weken fietsen en die willen we zeker zien voordat de sneeuw begint te vallen. We dubben en twisten wat af in het kleinste verzet op weg naar de grens en moeten schreeuwen tegen elkaar om boven de bulderende wind uit te komen. Uiteindelijk beslissen we de rechtstreekse route (highway 89) te nemen.
Na de eerste nacht in Windy Montana (where the mountains meet the prairie) staan we bepakt en bezakt klaar om weg te fietsen, maar onderweg naar het toilet komen we Harvey tegen, een gepensioneerde Amerikaan die 45 jaar in Glacier National Park heeft gewerkt. Als hij hoort dat wij het ‘mooiste’ park van Amerika willen overslaan is hij zwaar teleurgesteld en biedt ons aan om in zijn Ford pickup de mooiste plekjes van het park te laten zien in 45 minuten (heen en terug). Dit aanbod slaan wij niet af en hij brengt ons naar het meest gefotografeerde plek van het park ‘Goose Island’, via de ‘Going to the sun road’ laat hij ons Sun Point nog zien en inderdaad binnen 45, nou ja 50 minuten, zijn we weer terug op de camping. Om heel eerlijk te zijn we waren niet zwaar onder de indruk van wat we gezien hebben. We zijn misschien wat verwend, maar hebben toch mooiere plekken op de wereld gezien.

De volgende dag lezen we op de voorpagina van een krant dat de vorige dag in Glacier NP twee wandelaars zijn aangevallen door een grizzlybeer. Beiden zwaargewond en de een had zelfs z’n nek gebroken, waarbij de grizzly hem zo had toegetakeld dat hij de achterkant van de schedel heeft opengereten. Lekker verhaal niet? Wij zitten ondertussen lekker veilig in een motel, niet alleen vanwege de beren, want we hebben de Rockies inmiddels achter ons gelaten, maar meer vanwege de sterke wind. Een tent opzetten midden op de prairie, zonder enige beschutting, is vragen om moeilijkheden en zeker vragen om ‘niet kunnen slapen’. En slapen dat moeten we, want onze benen vragen om rust na de vele kilometers met tegenwind en beklimmingen van 1000m naar 1500m naar 1700m en weer terug naar 1300m en weer naar 1500m, etc. Kortom leuke klimmetjes, niet te steil, maar...... die wind. Na 2 dagen weer op de fiets gezeten te hebben, voelen we onze bovenbeenspieren weer. Wat bijna 2 weken niet fietsen met je lichaam doet is ongelofelijk. De tweede dag is echt belabberd, Zwanet is niet vooruit te branden en na 15 km hangt haar tong al op de schoenen. Olaf moedigt haar dapper aan, maar pas na 40 km komt er schot in. Een nachtje in een uitstekend bed in Browning (midden in een onguur indianenreservaat, de moteleigenaar had een jaap over zijn schedel van boven naar beneden, beren zijn hier niet, dus er moet iemand met een bijl in zijn hoofd hebben gehakt, denken wij) doet ons allebei erg goed en zowaar we hebben de volgende dag de wind een keer schuin achter ons. We gaan als een speer vooruit en maken bijna 125 km op een dag in nog geen 5 uur. Knappe prestatie, vinden we allebei en we trakteren ons op een mooie houten hut op de camping met echte houten hangschommelstoel en een BBQ.

We zijn inmiddels de Blackfeet Indian Reservation uitgefietst, waarbij de magnifieke pieken van de Rockies in onze achteruitkijkspiegels steeds kleiner worden, en fietsen door het gigantische landbouwgebied van Montana met enorme graanvelden en prairies waar de zwarte Amerikaanse koeien grazen (er zijn in Montana meer koeien dan mensen). John Deer doet hier goede zaken, want hier rijden monstergrote landbouwvoertuigen over de landerijen, vandaar dat de wegen hier zo ongelooflijk breed zijn! Wat voelen we ons hier klein en soms een beetje eenzaam, er is bijna geen autoverkeer en we kunnen mijlenver kijken. We waarschuwen elkaar maar vast als we zo’n 5 km in de verte een bocht in aantocht zien, want je weet het maar nooit... voor het zelfde geldt zie je deze over het hoofd. Dit is op en top genieten!

We zien af en toe een coyote, grondmarmot, stinkdier (nee, niet Olaf, maar een echte), veel sprinkhanen, krekels, vlinders en reeën, maar ook kapot gereden slangen, reeën en vogels. Een zeer penetrante geur wijst je al aan dat er een dode beest in aantocht is, waarbij je je adem inhoudt om er snel omheen of langs te fietsen.
We moeten Great Falls aandoen, want Olaf heeft in Choteau een spaak in zijn achterwiel gebroken en evenals de vorige spaakbreuk bij Zwanet, zat deze aan de verkeerde kant. Om half 6 fietsen we de twee na grootste stad van Montana binnen. Montana is overigens groter dan Japan en evenals Wyoming het dunst bevolkte staat van de USA, het is maar dat je het even weet. Je zult hier maar postbode of deurwaarder zijn!
Om aan het einde van de dag nog een fietsenzaak te bezoeken willen we de fietsenmaker niet aandoen dus we fietsen door naar de camping, die helemaal aan de andere kant van de stad ligt (15 km verderop). Het is een ontzettend dure camping (34 dollar) en op de vraag van Zwanet aan de receptioniste of het voor dappere, milieuvriendelijke, vermoeiende fietsers, niet ietsje goedkoper kon, krijgt zij het antwoord dat er een playroom is, een grote speeltuin en een zeer groot kinderbad met wel 2 fantastische glijbaneni. Waarschijnlijk zag de receptioniste ons voor kleine kinderen aan, want wat moeten wij in vredesnaam met deze attributen! We willen gewoon een stukje gras en een goede warme douche meer niet. We hadden hier een rustdag gepland, maar we willen hier geen nacht langer blijven. Bij het verlaten van de receptie blijkt dat Olaf’s band verdorie ook nog eens lek is. Door alle vermoeidheid, ergernis, de lekke band en het begon al te schemeren konden we en hadden we geen zin meer in boodschappen doen en we breken die avond onze enige noodmaaltijd aan (stom!!!!). Olaf haalt een nietje uit zijn band en repareert hem weer (de reserveband hadden we in Engeland weggegeven aan Kees en Roos) en zet een nieuwe spaak zonder cassetesleutel (wat een beetje extra kracht van Zwanet wel niet kan doen), bravo... en we fietsen de volgende dag vrolijk verder.

Het is overigens al dagen super heet en extreem droog weer met temperaturen tussen de 25 en 30 graden. Zonder schaduw en de felle wind drogen onze lichamen dan ook enorm uit, elke pompstation of rustplaats die we tegenkomen, en dat zijn er niet veel, vullen we onze waterflessen. We vertrekken standaard met 5 liter, want met dit weer is de bodem van de anderhalve liter flessen al snel in zicht. Zwanet heeft aan het einde van de dag zoveel zout op haar lichaam, dat wanneer je dit alles bij elkaar veegt een zoutpotje kunt vullen.

We zien op de kaart niet veel dorpjes langs de wegen, dus bij het eerste dorp moeten we nodig inkopen doen en onze noodmaaltijd weer aanvullen. We passeren Belt en zouden hiervoor flink moeten afdalen, want het dorp ligt zo’n 1,5 mijl van de highway. We besluiten door te fietsen want we hebben tegenwind en willen de krachten besparen voor de klim die we moeten doen naar de 2100m hoge Kings hill pass, stom.... want de volgende gehuchten die we passeren hebben niets te bieden. We beginnen trek te krijgen en eten de laatste 2 appels en bij gebrek aan beter breken we de zak met toffees, smarties, m&m’s en chocorozijnen aan die we in Canada hadden gekocht (komt het toch nog een keer van pas).
De vallei, Lewis & Clark National Forest, waar we door heen fietsen is prachtig. We fietsen langs verlaten mijnen en met het naar binnenwerken van nog meer smarties, chocorozijnen, m&m’s en toffees bereiken we een motelletje (maar met binnenbad en hot tub!!) in een gehucht genaamd Monarch.
We verorberen, na het nemen van een heerlijke hot tub, die avond een dikke steak en werken vele Budweisers naar binnen om het vochtgehalte weer op peil te krijgen en een stevige bodem in onze magen te krijgen. Het wordt die avond/nacht laat, want het is ‘beren’gezellig. We zijn de enige gasten en er zijn wel 2-vrouw personeel aanwezig. Na middernacht slaat de hond aan en de bartender vliegt naar de openstaande ramen en deuren. Binnen enkele seconden is alles op slot, want dit is bear country. En als de beer eenmaal binnen is, dan is de schade niet te overzien. We lopen met z’n vieren voorzichtig naar buiten om de zwarte labrador, toepasselijk genaamd ‘Bear’, tot rust te brengen. De vuilnisbakken buiten blijken onaangeroerd, waarschijnlijk loos alarm. De adrenaline is inmiddels weer wat gezakt en we nemen nog maar een Bud om de sterke berenverhalen van de bartenders Sherry en Wendy (een fanatieke ijshockeyer) aan te horen.

De volgende dag was het de bedoeling om wat rond te wandelen, maar het is buiten zo heiig van de bosbranden in Glacier National Park dat we maar weer een duik in het zwembad nemen en de benen laten rusten voor de zware rit die ons wacht naar de top van de Kings hill pas.
Na 3 uur klimmen stonden we boven op de top. We verheugden ons enorm op de afdaling van 60 km en hadden verwacht binnen 2 uur in White Sulphur Springs te zijn. Helaas gooide de wind roet in het eten. Met een gangetje van nog geen 14km p/u gingen we de berg af. De fietsen schudden alle kanten op, de wind suisde in onze oren, een oorverdovend gebulder. ’s Avonds hadden we nog last van onze oren.

We pakken in White Sulphur Springs maar weer een motel, want er is noodweer voorspelt voor het weekend en we zitten nog steeds op de prairie. Achteraf gezien bleek het weer reuze mee te vallen, maar als je alles een van te voren wist..... Er was in ieder geval gratis internet en we skypen en mailen uren achtereen met vrienden en familie. Verder zien wij op TV eindelijk wat voor omvang de ramp in New Orleans met zich brengt. We hoorden al wat geklaag van diverse Amerikanen dat de brandstofprijzen door Katrina met meer dan 20% zijn gestegen, maar zien nu ook eens de beelden. Verschrikkelijk, de cowboy uit Texas heeft het momenteel niet makkelijk om aan de top van deze wereldmacht te staan! Alle Amerikanen die we spreken moeten overigens helemaal niks van hem hebben, ze snappen nog steeds niet hoe deze cowboy weer voor 4 jaar is gekozen.

Het noodweer heeft gezorgd voor een enorme weersomslag. De temperaturen zijn overdag gezakt naar 10 tot 15 graden en ’s nachts ligt het tegen de 0-graden grens en boven de 1600m grens is er al sneeuw gevallen, door de zon verdwijnt deze overdag gelukkig ook weer. Volgens de lokale idioten hier is dit het teken dat de Indian Summer in aantocht is. Na zo’n weersomslag gaan, volgens kenners, de temperaturen weer iets omhoog wat zorgt voor prachtige herfstkleuren in de loofbossen.
We doen voor het eerst in twee en halve maand de lange fleecebroek aan, want het is fris op de fiets. We naderen Windy Livingston, de meest winderige stad van Montana, maar wij merken er niets van. Er is geen zuchtje wind. Daar moet verandering in komen en we gaan naar Taco Johnny, bestellen burrito’s en taco’s met extra veel kidneybonen voor nog geen 8 dollar (= 6,50 euro) inclusief liters priklimonade (hier hebben ze de term refill uitgevonden, heb je jouw beker leeg, dan kun je deze gratis bijvullen!!!). ’s Avonds proberen we de naam Windy Livingstone hoog te houden, we hebben de wind van achteren ....prrrrrrt....oeps.... en zelfs de wind van voren ....burrrrrp...., binnenshuis dan.

We naderen Yellowstone NP via de noordelijke entree en kopen gelijk een NP pas voor $50 dollar die toegang geeft tot alle NP parken in de USA. Ondanks dat er 4,5 miljoen toeristen per jaar komen in dit park (en in de maand september zijn dit er 1 miljoen) is het redelijk rustig op de weg. We doen onderweg de lemen terrassen aan bij Mammoth Hot Springs, iets wat Olaf al heel lang op z’n verlanglijstje had staan. Hij heeft ooit een schilderij gezien in Nieuw Zeeland van de terrassen aldaar, maar die zijn in het jaar 1800 door een aardbeving verwoest. Er bestaan volgens onze info op deze wereld nog 2 andere plekken waar dit soort terrassen te zien zijn (Turkije, Pamukele en nog ergens in Wyoming USA).

Het is een prachtig natuurverschijnsel, wat gevormd is door miljoenen jaren kalk en mineralen afzetting. We slenteren wel 2,5 uur door dit deel van het park dat we bijna de tijd vergeten en ons moeten haasten voor de laatste kilometers naar de camping. We kwamen onderweg vele bisons tegen. Je ziet overigens al op verre afstand wanneer er een beer, elk, moose of bison te zien is, doordat nieuwsgierige toeristen hun auto’s op de weg parkeren en daardoor een verkeersopstopping veroorzaken. Ook al wordt hier op verschillende manieren voor gewaarschuwd om dit niet te doen, je hebt er altijd gasten tussen zitten die niet willen luisteren en gewoon uit hun auto stappen en op enkele meters afstand, met gevaar voor eigen leven, ‘de’ foto moeten maken. Ze bedenken zich echter niet dat er ook nog fietsers zijn en ook wij moeten hier langs. De bisons staan aan beide kanten van de weg op nog geen 2 meter afstand. Om hier ongeschonden langs te fietsen hebben we een auto staande gehouden, met het verzoek om naast ons te rijden. Bisons zien er dan wel log en traag uit en kunnen bovendien slecht zien, maar ze ruiken als de beste en kunnen met hun 900 kilo altijd nog sneller rennen dan wij op de fiets een berg af gaan. En aangezien wij aan het einde van de dag niet meer zo fris ruiken en niet meer zo hard kunnen fietsen, voelden we ons een stukkie veiliger midden op de weg met aan beide kanten een rij auto’s.
We fietsen pas tegen zessen de camping op en dus moesten we snel de tent opzetten en wat eten maken, want het is tegen achten alweer pikkedonker.
Verder zitten we inmiddels boven de 2300m en dat betekent dat het koud is.
Bij de buren warmen we ons op bij het kampvuur voor de nacht. We trekken onze thermo ondergoed aan en doen onze warme Noorse mutsen op, maar denken even niet aan de sokken, voordat we de slaapzak inkruipen. Het werd die nacht -5 en alles wat vochtig was, is verijst: het water in onze flessen, het schuursponsje en de theedoek kon je zelfs recht op zetten. We werden ’s nachts niet alleen wakker van de kou maar meer wakker van het gehuil van de wolven rond om ons heen en de bull elks, die vechtend om een vrouwtje, geweldig zaten te burlen (het is bronstijd), een prachtig geluid, waarvoor we best wel even wakker willen liggen. De volgende dag gingen we weer zo op de fiets, met ijswater in de bidons, om ons en met name onze voeten snel op te warmen.

We bezoeken Norris Geyser basin, wederom onderdeel van de Caldera (een bijna uitgeblust vulkanisch plateau, wat maar op een aantal plekken ter wereld voorkomt) dat Yellowstone park eigenlijk is. Toen het park tijdens de Lewis en Clark expeditie ontdekt werd, schreef men naar de president dat dit een waardeloos stuk grond was. Niet veel later (in 1872) werd het benoemd tot het eerste natuurpark ter wereld en terecht , en eh... wat betreft het zogenaamde waardeloos, inmiddels is het ‘het’ beroemdste park van Amerika en worden er miljarden dollars verdiend!

Het stinkt hier naar rotte eieren, maar dat geeft allemaal niks, want het is zo mooi! Wat een natuurwonder, we zien dampende heetwaterbronnen, borrelende modder, poelen en geisers die stoom en kokend water tientallen meters de lucht in spuiten, de felste kleuren blauw, geel, oranje en de camera maakt weer eens overuren.
Verder komen we onderweg nog een aantal van deze geiserbassins tegen, maar enkele moeten we helaas overslaan omdat we moeten opschieten, want de afstanden tussen de campings zijn te groot. En hoe later je ’s avonds op de weg zit, hoe meer kans je hebt dat je wildlife tegenkomt. We zien verder ook verschrikkelijk veel kale plekken in het park, die veroorzaakt zijn door de grote bosbrand in 1988, waarbij veel dieren en natuur verloren gingen.

Wat we zeker niet willen missen is de koning onder de geisers ‘Old Faithful’. We fietsen even over half vier het naar deze geiser genoemde ‘dorp’ binnen en zien dat rond 16.12 de volgende eruptie is. Wij gaan met honderden andere toeristen plaats nemen op de ‘tribune’ en wachten tot ‘the old’ zich omhoog spuit (31.000 liter water en stoom 65 meter de lucht in). Dit doet ie overigens eens in de circa 70 minuten want na een aantal aardbevingen van de laatste tijd is hij niet meer zo faithfull. We stappen na de eruptie gelijk weer op de fiets, want we moeten nog eens 30 km naar de volgende camping. Pas tegen half 8 komen we aan, want we moesten ook nog eens twee passen (continental divide) van meer dan 2500m over, en dat was geen makkie. Onderweg zagen we wederom van nabije afstand veel elks en bisons.
De volgende dag na wat twijfelen of we door moeten of niet valt de beslissing snel want er is volgens de parkranger sneeuw in aantocht en op deze hoogte wil je niet overvallen worden door sneeuwval. We rijden door Grand Teton NP, waar de loofbomen al een beetje de herfstkleuren krijgen en in Jackson zoeken we een fatsoenlijk dak boven ons hoofd. Wij krijgen echter met moeite een hut, wat wil je ook met 100.000 bezoekers per dag in beide parken, en plannen gelijk een rustdag. Na zeven dagen fietsen voel je dat je beenspieren even rust moeten hebben. Jackson is een echte stad van het Wilde Westen, plankieren voor de voetgangers en ouderwetse saloons compleet met klapdeurtjes en elandenkoppen aan de muren. In de winter loopt het hier overigens vol met wintersporters.

We willen snel naar Utah om weer in wat ‘tropische’ temperaturen te komen. We informeren in Jackson naar een bus, maar die rijdt alleen via Salt Lake Smity (Olympische winterspelen 2002, met toppertje Greta Smit). En grote steden willen we niet zien. Dus fietsen we maar weer verder door de prachtige vallei van de Snake River en de Hogan River door de Wyoming Desert naar Rock Springs. Zo’n 40 mijl voor Rock Springs blijven we steken in Farson. We hadden net 80 km gefietst en volgens de lokale idioten van de vorige plaats zou hier wel een overnachtingsplaats zijn. Die was er wel, maar volgeboekt (er zijn hier onlangs duizenden gasbellen gevonden en de olieboeren uit Texas hebben alle motels in een cirkel van 150 mijl bezet). En daar sta je dan midden in de woestijn met een naderende onweerstoornis. Dat wordt liften, zeiden we tegen elkaar. Olaf ziet een camper staan en denkt dat moeten Europeanen zijn. Zo maar liften doen we niet, dus Olaf trekt z’n stropdas en colbert recht, bekijkt de plooien in z’n broek en z’n gepoetste schoenen nog even en waagt een gokje in z’n beste engels. En wat blijkt..... het zijn Robin, Nathalie en kleine Anouk uit Purmerend die met een camper door Amerika rondreizen. Na enige twijfel nemen ze ons gelukkig mee naar Rock Springs. De planning was om vanaf hier een Greyhound bus te pakken en naar Utah te reizen om wat tijd te besparen.
’s Ochtends na een leuke verdere kennismaking met de Purmerenders, bieden ze ons, tot ons grote geluk, een lift aan naar Fruita (Colorado, vlakbij de grens van Utah). Na een prachtige rit door the Flaming Gorge komen we aan op een luxe camping, waar we besluiten nog een dagje extra langer te blijven. We skypen, mailen en zwemmen die dag weer wat af.

Met dit verhaal sluiten we de groene Rocky Mountains af en gaan we over naar de woestijnen en prachtige rotsformaties van Utah zoals Arches en Bryce NP.

Na ruim 4 weken toeren in Amerika (Montana en Wyoming) kunnen we wel zeggen dat het een land is van de BIG G: Grote autos, Grote trucks, Grote brede wegen, Grote afstanden, Grote kingsize bedden (iets voor Friezen? Kunnen ze ’s nachts ook dwarsliggen?..... Grapje) Grote porties maaltijden, Goedkoop, Gewichtige Amerikanen, Gigantische bergketens en Glooiende prairies, Gierende wind, GoudGele Graanvelden, Grappige Gezellige Gastvrije mensen van het platteland, maar ook Gevaarlijk wildlife, zoals de Grizzlybeer, die je niet op korte afstand op de fiets of in de tent wilt tegenkomen. Ze zeggen niet voor niets tegen vakantiefietsers: ‘You’re meals on wheels’.
Kortom: zoals op z’n Gramsbarg’ns gezegd: “t’Is hier Gruw’lijk mooi!
Maar Amerika is vooral van de Riante R: Rust, Ruimte en heerlijk Relaxt fietsen! Iets wat wij in Europa (m.u.v. Scandinavië), en zeker in ons kikkerlandje, bijna niet meer kennen.

PS: Nog even terugkomend op de foto uit de 2e serie: “cul de sac” is keltisch en betekent “doodlopende weg”.
web stats analysis