zaterdag, april 22, 2006

Photo link Easter Island (RapaNui) & French Polynesia

zondag, april 16, 2006

16. Tasmanië

Het leek wel of we de achtervolging hadden ingezet. Waar wij waren, waren zij ook. We hebben het over U2. Was het eerst Las Vegas. De ene dag dat we in Santiago de Chili waren, traden ze net op voor 120.000 fans. Bij een tussenstop van twee dagen in het Nieuw Zeelandse Auckland kwamen we de jongens weer tegen. Maar we zagen ze niet, ze hadden het concert moeten annuleren vanwege familie omstandigheden. Wel zagen we die avond een ander concert van lokale coverbands in het park. John en Adriane, de ouders van onze kiwivrienden en waar we deze twee dagen doorbrachten, verrasten ons met een avondje uit. Het was niet alleen het avondje uit, nee, zij verwenden ons deze dagen met een druk programma in het inmiddels vertrouwde Nieuw Zeeland.

De tussenstop was tevens nodig voor het ophalen van een nieuwe tent, die broer Harry op de valreep had geregeld en voor een vervolgvlucht naar Hobart’s Tasmanië. Dit deel van de vlucht hadden we zelf moeten regelen, omdat we de maximale vliegmijlen van onze worldticket hadden overschreden. Inmiddels hebben we zoveel airmiles gespaard, dat de vlucht begin juni terug naar Nieuw Zeeland ons waarschijnlijk niets gaat kosten. Maar zover is het nog lang niet. Het vliegen waren we voorlopig even zat, na 9 vluchten in de afgelopen drie weken, werd het tijd om de pedalen weer eens flink in beweging te krijgen.

Het fietsen lukte niet gelijk de eerste dag. Eerst moesten er hoognodig wat reparaties plaatsvinden. Door het laatste transport per vliegtuig was Olaf’s fietsversnelling kapot gegaan. De pootjes van Zwanet haar bril hadden het begeven doordat tijdens het snorkelen op Bora Bora naar alle waarschijnlijkheid iemand er boven op was gaan zitten. Tevens was de display kapot van de camera en dat is erg onhandig, omdat je niet meer ter plekke kunt zien of de foto is gelukt en je ook geen filmpjes meer kunt opnemen. De fiets kon gratis gerepareerd worden, de opticien kon helaas niets meer voor ons doen maar met plakband en superlijm kon de bril weer even verder (maar voor hoe lang?) en de camera, tja, die moest opgestuurd worden naar Canon, wat weken zou duren en dat was voor ons geen goede optie.

Na de reparatiedag hadden wij de beste ingrediënten voor een fietstochtje: 22 graden, strakblauwe hemel, geen wind en de bladeren aan de bomen begonnen al mooi te verkleuren. We hadden er weer zin in om al fietsend de westkust van Van Diemen’s Land te verkennen (waar het 360 dagen per jaar schijnt te regenen en de overige 5 dagen het van de bomen drupt). In 1642 genoemd naar de gouverneur van Nederlands Oost Indië: Van Diemen. Pas in 1856 kreeg het eiland, ontdekt door landgenoot Abel Janszoon Tasman uit Grootegast, de naam Tasmanië.

Australië staat bekend om de meest giftige beesten ter wereld. Ook in Tasmanië lopen ze rond. Bij aankomst in Hobart informeerden we links en rechts naar de spinnen, slangen, schorpioenen en andere enge beesten. We kregen vreselijke verhalen te horen over spinnen- en slangenbeten, over opgezwollen lichaamsdelen, etc. en waar je de meeste beten kon oplopen: o.a. het toilet. De eerste dagen inspecteerden we bij elk toiletbezoek dan ook eerst grondig de toiletbril, voordat we ons er op neer ploften. Elke spin die we zagen werd doodgetrapt en ’s avonds tijdens de laatste gang naar het toiletgebouw werd er als een olifant flink gestampt om de slangen op afstand al te laten voelen dat we er aankwamen.

Het was droog in Tassie en dat zagen we al eerder vanuit de lucht. Alle gewassen waren verdord, de watervallen stonden zo goed als droog, het water in de meren en rivieren stond laag en je werd overal erop geattendeerd om zuinig om te gaan met het watergebruik. In de afgelopen 5 weken was er geen druppel gevallen. Wij fietsten in zes dagen naar Zeehan aan de westkust zonder een druppel te voelen. Hoofdzakelijk heuvel op, heuvel af, links bos, rechts bos (voornamelijk eucalyptus- en dennenbomen), voor je het asfalt en de auto’s rijden als snelheidsmaniakken langs je heen. We hadden het gevoel weer terug te zijn in Zuid Engeland. Dagen van een fietsgemiddelde van amper 13km per uur en een dagafstand van rond de 55 km en dat schoot niet op. En omdat we aan Zuid Engeland geen leuke herinneringen hadden, moest er snel verandering komen. We besloten de zware klim naar de Cradle Mountains niet per fiets te doen, maar om de bus te nemen naar de noordelijke havenplaats Devonport en over het Centrale Plateau terug te steken naar het zuidelijke Hobart voor een vervolg van de fietstocht langs de oostkust.

Hadden we aan de westkust geen drup regen gehad, aan de oostkust (waar de meeste zon schijnt te schijnen) konden we de nieuwe tent uit proberen of deze wel waterdicht was. De oude en flink beschimmelde tent had inmiddels zoveel gebreken dat hij gewoon op was. De test was geslaagd. De tent kon weer windvlagen van 80km per uur aan en alles was mooi droog gebleven.

De oostkust vonden wij mooier dan de westkust, mede dankzij de mooie baaien met witte stranden en turqoise kleurige zee. Om een omweg van 50 km te besparen, gingen we met een illegaal klein veerbootje naar Coles Bay vlakbij het Freycinet National Park. Voor de entree van dit park gebruikt de Tasmaanse overheid wel een heel belachelijk betalingssysteem. Per fiets moet er 10 dollar betaald worden, terwijl een auto maar 20 dollar hoeft te betalen (of er nu 2,4, 6 of meer personen in zitten) en er was geen eens een fietsenstalling aanwezig op het reuze parkeerterrein!!

Omdat we er toch eenmaal waren, maakten we de vijf uur durende wandeltocht naar Wineglassbay en Hazzard Beach. Op dit strand lagen zoveel mooie schelpen in allerlei soorten en maten, dat we bijna een plastic tas ermee wilden vullen. Maar dit feest ging niet door, want je mag niets maar dan ook niets qua natuurlijk materiaal meenemen uit dit land.
De oostkust was minder heuvelachtig dan de westkust, maar we bleven klimmen en dalen en de knieën bleven gevoelig. We maakten niet te lange dagen, ook omdat de dagen inmiddels korter zijn, het was ’s avonds 6 uur al donker en we profiteerden volop van de goed uitgeruste campings met keukenfaciliteiten.

In St. Helens kregen we een tip van een lokale VVV boer dat we de postbus konden nemen om een gevaarlijk stuk over de A3 richting Lauceston te vermijden. Hier rijden zoveel loggingtrucks (vrachtwagens met enorme boomstammen) en ander verkeer, en is de weg zo windy (slingerend) door het bos en smal, dat je als fietser gewoon een schietschijf bent. We wilden langer leven dan vandaag en daarom was voor een aantal kilometers Bob onze postbode alias buurtbuschauffeur de taxi. We reden de 65 km niet in een uurtje, zoals we verwacht hadden, nee het werden er meer dan 3 uur. Bob de postbode moest nl. alle buurtschappen bij langs om de post rond te brengen.

Bob de postbode was weinig spraakzaam die ochtend totdat hij een pakketje uit een brievenbus moest halen en daarvoor de postbus uit moest stappen (als een rode vlag aan een brievenbus hangt, moet de bode naast iets afleveren ook wat meenemen). Bij terugkomst in de postauto was in enkele seconden duidelijk, dat hij een uitglijder had gemaakt in een vers gelegde uitwerpsel van een plaatselijke Bello. De lucht was zo vreselijk, dat we niet wisten hoe snel we de raampjes moesten opendraaien. Ondanks dat we bijna zaten te kokhalzen, hadden we wel een enorme schik.

Voor wat betreft het dierenleven op dit eiland: de buideldier wallabie, de wombats, possums, platypussen en de zeldzame Tasmaanse duivels. We hadden van de eerste drie soorten de meeste dood langs of op de weg gezien en geroken en de duivels, ja... we hebben er genoeg gezien: maar wij noemen ze Tasmaanse snelheidsduiveltjes.

De laatste kilometers terug naar het noordelijke Devonport gingen hoofdzakelijk door een heuvelachtig agrarisch en veeteeltgebied. Na drie weken onze knieën overbelast te hebben, staken we vlak voor de paasdagen met de Spirit of Tasmania in 11 uur over de Bass Strait terug naar Melbourne op het ‘Mainland’ van Australië of zoals de Tassies gekscherend zeggen ‘The North Island’. Waar hopelijk na de Commonwealth Games (een soort Olympische Spelen maar dan alleen voor de 71 landen die vroeger een kolonie van Engeland waren geweest), de Formule 1 (met brokkenpiloot M. Schumacher) en de Davis Cup de prijzen wat zijn gedaald. We hadden gehoord dat sommige accommodatieprijzen tijdens deze evenementen waren verdubbeld en daar zitten we niet echt op te wachten.

Al met al waren we niet echt onder de indruk van Tasmanië. Het eiland is ongeveer anderhalf maal groter dan Nederland en heeft maar 600.000 inwoners. De kleine dorpjes voorzien van alle servicefaciliteiten lagen dan wel mooi op korte afstand van elkaar, de inwoners waren daarentegen koel, ongeïnteresseerd, oppervlakkig, maar vooral lelijk. Waarschijnlijk waren hun voorvaderen de ‘lelijke’ criminelen die door de Engelse regering in een ver verleden naar dit eiland werden gestuurd. De mensen die ons aanspraken, waren voornamelijk vriendelijke vakantievierende Australiërs met een Nederlands achtergrond. Veelal ouderen die vlak na de Tweede Wereldoorlog met hun hele gezin een nieuw leven opbouwden aan de andere kant van de wereld. Volgens de statistieken leven nog steeds zo’n 300.000 Nederlanders in Australië. We zullen ze op het vaste land vast nog wel vaker tegenkomen.

zaterdag, april 01, 2006

Photo link best of South America part 2

South America 2


click on the photo to see the slideshow

15. Paaseiland & Frans Polynesië



Eindelijk was het dan zover. We verlieten Chili, maar nog niet het Chileens grondgebied. Niet dat we ons opgesloten voelden of zo, maar meer van: het werd weer eens tijd om iets nieuws te ontdekken en dan dit keer graag weer op de fiets. We vlogen eerst vanaf Arica, het uiterste noorden van Chili, naar Santiago terug. Waar we zo’n 22 uur moesten wachten op de volgende vlucht. Op het vliegveld van Santiago werden we opgewacht door Pablo en zijn broertje. Pablo en zijn vrienden Carlos en Maria José waren we tegengekomen tijdens een tour in San Pedro de Atacama (Chili). Toen hij hoorde dat we de laatste nacht in Santiago op het vliegveld wilden doorbrengen, bood hij spontaan aan om ons de darkside van Santiago te laten zien.
Zo ver is het allemaal niet gekomen. Wij zijn na een lange wandeltocht langs de mooiste plekken en de beste eettent van de stad, (toch handig zo’n privé-gids) blijven slapen in de studentenflat van Maria José. Hier hebben we heerlijk genoten van de gastvrijheid, drankjes, hapjes en het intelligente gezelschap van deze jonge Chilenen en hun vrienden.

We vlogen in een super-de-luxe vliegtuig in 5 uurtjes (compleet met computergames en zelfs dvd’s van o.a. Pink Floydd op je privéschermpje naar de navel van de wereld (Te Pito o Te Henua) ofwel Rapa Nui, zoals de oorspronkelijke bewoners hun eiland noemen. Bij ons wel bekend als Paaseiland, welke op eerste paasdag 1722 door landgenoot Jacob van Roggeveen op de wereldkaart is gezet.
Op z’n Spaans is het Isla de Pascua, één van de meest geïsoleerde plaatsen op aarde. Het dichtstbijzijnde land is Chili, waar het onderdeel van is en ligt zo’n 3.700 km verderop. Kortom een vlekje in de grote oceaan (ca 24 km lang en 12 km breed) maar dan wel van groot belang zowel in het verleden qua historie als wel in de huidige tijd, want het is mede de noodlandingsplaats van de Space Shuttle voor het geval deze in dit deel van de wereld moet landen. De Amerikanen hebben dan ook grof betaald voor de verlenging van de landingsstrip, volgens zeggen de langste van de wereld.

Paaseiland gaf ons gelijk een warm gevoel, het gevoel wat we hebben als we op Terschelling van de boot stappen. Bij aankomst op het vliegveld wordt je opgewacht door tientallen bewoners die je onderdak willen aanbieden. De mensen worden (net zoals op Tahiti) verwelkomd met een geurende bloemenkrans.
Het was nog steeds warm, maar de hitte is hier anders dan in het noorden van Chili en Argentinië. Daar hadden we door de droge hete lucht weken lang last van bloed in onze neuzen en hadden we de darmhuishouding niet helemaal in orde. Hier op Paaseiland waaide een heerlijke bries en was het gelukkig maar 31 graden.

We kozen voor Casa ‘Chez Cecilia’ onze thuisbasis op het eiland. Een aardig vrouwtje die een mooi stulpje heeft, iets boven Hanga Roa. Het enige dorp wat Paaseiland rijk is en waar bijna alle 4.000 inwoners van het eiland wonen. We zetten eindelijk weer eens de tent op in haar schaduwrijke bloementuin en maakten gelijk kennis met de overige gasten, waaronder de Fransen Sebastiaan en Clarice, die in totaal zo’n 2 jaar op huwelijksreis zijn.

Het eiland is vulkanisch en is gevormd door de lava van drie, nu niet meer actieve, vulkanen (de hoogste is 506m). Denk je dat je Paaseiland in één dag kunt bezoeken dan heb je het mis. Er valt zoveel te zien, dat wij de 6 dagen die wij er spenderen, ons geen moment vervelen. We fietsten gelijk de dag na aankomst een rondje om het eiland, wel 58 km! Leuke klimmetjes, dus ook heerlijke afdalingen.

We bezoeken de magische beelden, waar Paaseiland vooral om bekend is. En tot op de dag van vandaag is de geschiedenis van deze beelden nog steeds vaag. De één zegt dat het een ontwikkeling is van een nieuwe cultuur voortgekomen uit de migratie van volkeren uit Polynesië of volgens de versie van Thor Heyerdahl vanuit Zuid Amerika. Deze Noor is met zijn balsa houten vlot de “Kontikii” de stille oceaan overgestoken om deze theorie te bewijzen. De ander zegt dat niet aardse wezens deze beelden hebben gevormd en verplaatst. Inmiddels is de meeste voorkomende theorie dat men gelooft dat het een graf is waar men de voorouders mee werden vereerd, vergelijkbaar met onze hunebedden. In dit deel van de wereld verdienen de ouders en voorouders zeer veel respect van hun kinderen. Een beeld voor je ouders maken daar kunnen we ons wel iets bij voorstellen. Maar om dit nou direct 10 meter hoog te maken, hier maanden over doen om het uit de rotsen te houwen en dan hebben we het nog niet eens over het verplaatsen van deze kolossen. Kortom dit gaat ons wat boven de pet als nuchtere Hollanders maar onder de indruk zijn we zeker!!!!!!

Het bezoek aan de vulkaan, Roa Raraku, waar alle beelden gemaakt zijn, was wel een van de hoogtepunten. In de vulkaan staan nog honderden beelden half afgemaakt. Waarom men 1.400 jaar geleden abrupt gestopt is met het maken en verplaatsen van deze beelden is nog steeds een groot raadsel. Ollie is niet weg te slaan bij de beelden en neemt foto na foto. Kan hij er thuis nog eens van genieten net zoals de Japanse toeristen, daarover later meer.

Merendeel van de ca. 350 beelden (moai’s), die langs de kustlijn staan op ahu’s (platforms), zijn in 1960, tijdens de grootste aardbeving door wetenschappers ooit gemeten, door een tsunami van hun voetstuk gevaagd. Mede door buitenlandse gelden zijn een aantal moai’s weer recht opgezet en gerestaureerd. En gelukkig maar, als het aan de Chileense regering had gelegen dan hadden ze nu nog allemaal plat gelegen. De Chileense regering heeft alleen belang in de strategische positie van het eiland, maar geeft verder niet veel om Paaseiland en haar uitzonderlijke bewoners.

Het leven op Paaseiland is duur. Uit eten doen we hier dan ook niet. We fabriceren ons eigen eten in de keuken van Cecilia en zij heeft zelfs een heuse barbecue in haar tuin staan. Niet gek dat Sebastiaan op het idee kwam om een visbarbecue te organiseren en de resterende gasten daarbij ook uit te nodigen. ’s Ochtends tegen half acht gaan Olaf, Sebastiaan en Antonie uit Mallorca al op pad om verse vis te halen op de lokale vismarkt. Dat had nog al wat voeten in aarde en het kwam bijna tot een handgemeen. De eerste boot met vis werd namelijk gecharterd door de kok van de grote ‘Peace’ cruiseboot die, met zo’n 900 Japanse gasten aan boord, in de haven lag. Bij de 2e vissersboot hadden de lokale restauranteigenaren een dikke vinger in de pap. Ze waren niet blij met de drie bleekscheten die tussen de vis zaten te neuzen en vonden dat zij recht hadden op de grootste en de dikste vis. Gelukkig was Antonie erbij die met z’n Spaans het reilen en zeilen goed kon volgen. Het kwam er uiteindelijk op neer dat je niet moest wachten totdat je aan de beurt bent, maar dat je zelf, met wat trek- en duwwerk, de beste vis uit de boot moest graaien. Met 6 kilo aan verse tonijn trapten de heren terug naar huize Cecilia.

Het was een zeer geslaagde barbecue met een bond gezelschap, waaronder 2 Japanners die net klaar waren met hun doktersstudie. Ze waren op wereldreis en deden dit in wel 26 dagen. Het is echt verbazingwekkend hoe de Japanners hun vakantie vieren. Ook de 900 gasten aan boord van het cruiseschip komen we deze dagen regelmatig tegen. Ze worden in een recordtijd in minibusjes naar de hotspots geleid. Er wordt in enkele minuten uitgelegd wat het is, de nodige plaatjes en filmopnames worden geschoten en hupsakee, weer in de bus op naar de volgende toplocatie. Het gaat volgens de uitleg van de Japanners niet alleen om hetgeen wat ze zien en meemaken. Nee, het zijn meer de foto’s, waarmee ze bij familie en vrienden kunnen aantonen dat ze ergens geweest zijn. De vakantie voor dit volk begint pas als ze weer thuis zijn, want in de twee weken vakantie die men jaarlijks heeft wil men zo veel mogelijk zien. Het verwerken van alle indrukken begint voor alle vakantie vierende Japanners zoals gezegd pas thuis.

Na zes dagen verruilden we Paaseiland voor Tahiti. We landden rond middernacht in Pape’ete. Dit eiland is maar een onderdeel van geheel Frans Polynesië wat weer bestaat uit vele eilandengroepjes. De eilanden zijn allemaal overblijfselen van een vulkanisch verleden vandaar dat de bergen hier dan ook schier om hoog steken zo uit de azuur blauwe lagunes. Een paradijs! Omdat we nooit in het donker fietsen op onbekend terrein, sliepen we de eerste nacht op het vliegveld ergens tussen een snurkende zwerver (ja zelfs op Tahiti zijn ze te vinden) en drie surfers uit Amerika.

Toch ook een minpuntje wat betreft dit ‘paradijs’. Het hoofdeiland Tahiti is zo druk en volgebouwd dat het voor ons geen pretje is om hier te fietsen. De eerste 35 km was het een sliert van auto’s wat ons achtervolgde en inhaalde, daarna kwamen we aan op het wat rustiger zuidelijke deel van het eiland. Na een lange dag fietsen, die door de vochtige hitte en een gebroken nacht op het vliegveld toch wel zwaar was geworden, kwamen we aan bij een adresje uit de Lonely Planet. Hierbij staat de omschrijving: “als je dit hebt gezien, hoef je de rest van Tahiti niet meer te zien”. Het is het enige adres aan deze kant van het eiland. Tot onze grote schrik was dit bungalowparkje gesloten en verkocht aan de regering voor de ontwikkeling van een nieuwe haven die er volgens de eigenaresse van het voormalige park nooit zal komen.

Inmiddels waren we al wel bij haar binnen uitgenodigd voor een kop koffie, want verder fietsen was geen optie (te heet en te laat). Na een aardig praatje met Monique kwam de buurman Laurant uitkomst bieden. We mochten per uitzondering onze tent wel opzetten in zijn tuin met uitzicht op zee. Na de uitnodiging te hebben aangenomen maken we kennis met de vrouw des huizes, Lydie. Deze besliste dat we maar binnen moesten eten en slapen, want het was haar verjaardag. We boden haar gelijk onze meegebrachte fles wijn aan als cadeau, want met lege handen op een verjaardag aankomen kan toch niet!

Na een zeer gezellige en geslaagde avond vertrokken we ’s ochtends vroeg voor de hitte aan naar de westkant van het eiland waar we een mooi hostelletje vonden voor de overnachting. Voordat we boodschappen gingen doen, treuzelden we wat rond. Na een kwartier besloot Olaf dat het tijd was om te gaan. Na nog geen 5 minuten op de fiets te zitten barstte er een regenbui los zoals die alleen in de tropen kan voorkomen. Binnen een minuut waren wij beiden doorweekt. Dat deerde ons niets, want het was heerlijk warm regenwater en met de wind erbij, hadden we tenminste enige afkoeling.

Het viel ons hier op dat het leven na ’s avonds negenen ophoudt. Begon in Zuid Amerika op straat pas na negenen wat leven in de brouwerij te komen, hier ligt iedereen voor tienen in bed. Zelfs restaurants zijn na negenen gesloten. Misschien komt het door het enorme vochtige, benauwde en kleffe klimaat. We moeten snel omschakelen, niet alleen qua tijd maar ook qua taal. Hier is het Franstalig en proberen we de twee jaar Frans wat we zo’n 25 jaar geleden op school hebben gehad weer op te halen.

Na bijna drie dagen Tahiti, vertrokken we met de ferry naar Mo’orea.
Het eiland ligt maar 20 km verderop, maar was totaal anders als Tahiti. Hier begon het al wat meer op een bounty eiland te lijken. Mooie baaien, witte stranden, minder bebouwing (dus ook minder auto’s en mensen), veel palmen en wederom een enorme bloemenweelde. Halverwege het rondje eiland kreeg dit keer Ollie last van de hitte en zochten we een overnachtingsplek op camping Chez Nelson. Dit keer werd door ons GEEN tent opgezet. Er was bijna geen schaduw te vinden en het beetje wat er was, was afkomstig van een palmboom vol kokosnoten. We hebben echter geleerd: ‘zet nooit je tent onder een palmboom’. Doodsoorzaak nummer één op de Frans Polynesische eilanden is: een kokosnoot op je hersenpan. De gevaarte kan zo hard op je hoofd vallen, dat de schedel in tweeën kan breken. Uit voorzorg trokken we in een zeer eenvoudig bungalow. Ondanks dat het interieur alleen uit een bed bestond, hadden we qua locatie toch de hoofdprijs: pal aan het strand met een uitzicht waar je alleen maar van kon dromen. We vermaakten ons opperbest met Fransman Stephan die in Londen woont. Hij vergezelde ons drie dagen lang en we raakten maar niet uitgepraat.

Ook aan beauty Mo’orea kwam een keer een einde. We gingen per vliegtuig verder naar het meest bekende en duurste eiland van Frans Polynesië: Bora Bora. Een eiland voor the rich and the famous en een paradijs zoals we ons hadden voorgesteld. We bezochten weer een adresje uit de Lonely Planet, echter ook deze was weer gesloten, dat krijg je met een versie van 3 jaar oud! Althans de bungalows waren niet meer in de verhuur, kamperen kon nog wel. Laten we nu net de tent niet hebben meegenomen naar dit eiland. Je mocht namelijk maar 10 kilo meenemen aan bagage, zodat we ca. 60 kilo hebben achtergelaten in een hostel vlakbij het vliegveld.

We liepen verder, maar de meeste hotels moesten we overslaan. Een bungalow heeft op Bora Bora een gemiddelde prijs van meer dan 300 euro per nacht (het duurste wat wij hebben gezien lag boven de 750 euro per nacht, maar dan zit er wel een ontbijt bij!) is voor ons onbetaalbaar. We vonden onderweg een prachtige ‘brandnew’ fare (Rohotu Lodge) met een badkamer in de open lucht aan de bergzijde wat net binnen ons budget paste en ver van de dure resorts. We mochten zelfs van Nir gratis en voor niets gebruik maken van de fietsen. Die gebruikten we dan ook gelijk maar voor een rondje Bora Bora van 32 km. We zien onderweg veel bouwputten, helaas te veel. De resorts met waterbungalows worden hier met tientallen tegelijk uit de zee gestampt. Jammer.... zo raakt het natuurlijk evenwicht op het kleine Bora Bora binnen enkele jaren zoek.

We zaten in het regenseizoen, wat overdag de luchtvochtigheid tot boven de 95% bracht. Tijdens het rondje fietsen, bracht afkoeling in zee geen uitkomst, want deze was 29 graden. We lieten dan ook maar het zweet van onze lijven druipen. Ook douchen had geen zin, binnen 2 minuten had je al weer klotsende oksels. Regen hebben we overigens weinig gehad voornamelijk ’s nachts, maar last van muggen des te meer.

We sloten paradijselijk Bora Bora af met een etentje in de meest bekende en beroemdste restaurant van Polynesië “Bloody Marys” waar bijna alle beroemdheden van de wereld wel een keer hebben gegeten. De grote borden voor het restaurant met vermelding van alle beroemdheden getuigt hiervan.
We nemen de camera mee, want wie weet komen we wel een beroemdheid tegen. We vernamen dat Tom Cruise op een eilandje verderop zit en dat Microsoft goeroe Bill Gates , de rijkste man ter wereld, net het eiland heeft verlaten met zijn miljoenenjacht en 60 man crew. Dus wie weet....

De gratis transfer vanaf je accommodatie, die het restaurant bood, viel voor ons in het water. Er kwam geen taxi en na een half uur wachten, zijn we uiteindelijk de 3 km maar gaan lopen. Die avond waren er voor ons geen bekenden, maar social talker Ollie krijgt wel voor elkaar om met de manager een babbeltje te maken. Het werd ons toen ook duidelijk dat een beroemdheid in dit restaurant door een toerist nooit gesignaleerd kan worden. Ze huren nl. de hele tent af, waar nieuwsgierige pottenkijkers zoals wij niet welkom zijn. We mogen van geluk spreken dat we er konden eten, want voor de week erop hadden ze de tent weer voor 4 dagen ‘uitgeleend’ aan een beroemdheid. Namen worden nooit genoemd door het personeel, alles is hier strictly secret.

Voordat we ’s avond terugvlogen naar Tahiti, hebben we overdag nog een georganiseerde lagoon tocht gemaakt. Dit hield in ’s ochtends eerst snorkelen in het aquarium van de Pacific met haar prachtige koraal en vissen in allerlei kleuren en soorten. Daarna zwemmen met de gele rif haaien..... eng....... nee hoor. Ze werden eerst flink gevoederd en nadat ze de buikjes flink vol hadden, durfden we wel met ze te zwemmen, maar ze aanraken deden we maar niet, je weet het maar nooit. De lunch was op een motu (‘onbewoond’ eilandje), deze bestond uit traditionele Polynesische gerechten. Rauwe vis salade, gegrilde tonijn, kokostaart, vers fruit en gebakken banaan. Mjammie, mjammie. Daarna leerden we hoe we een kokosnoot moesten pellen, daar is best nog al wat kracht voor nodig en hebben we een poging gedaan om de traditionele dans van Polynesië te leren. Erg komisch en bovenal lekker toeristisch....... ach.... het viel wel mee. We hebben zo mooi wat kunnen opsnuiven van de cultuur en met de lokale muziek, die de bemanning aan boord speelde, was het goed toeven.

Tot slot stond het zwemmen met de stingray roggen op het program. We zwommen tussen tientallen roggen, ze waren zo wild (vind je het gek als je een visje voor hun neus houdt), dat ze tegen je schouders en hoofd omhoog zwommen. Het kostte nog al wat kracht om deze grote vissen van je af te duwen. We vonden het zelfs een beetje onnatuurlijk, hoe deze vissen zo menseigen waren. Het is ook niet zo vreemd. Elke dag komen tientallen toeristen om met deze roggen te zwemmen. Maar voor ons was het al met al een superdag!

Er kwam een keer een eind aan al dit moois. We vlogen door naar Nieuw Zeeland. Waarbij we zowel de kortste dag als de kortste nacht hadden. Dit was niet op 21 juni of 21 december, maar op 16 maart. We hebben van deze dag maar één uur meegemaakt. Oorzaak hiervan is de vlucht van Tahiti, wat 11 uur achter ligt op Nederland en Nieuw Zeeland dat 12 uur voor ligt.

Wordt vervolgd vanuit Down Under’s Tasmanië.
web stats analysis