maandag, juli 17, 2006

20. Nieuw Zeeland (deel 2)



We zitten nog steeds op de kop, waar alles een beetje anders is. Als hier de winter heerst, schiet het aan de andere kant van deze aardbol de deodorant tekort. Met de kerst breekt daarentegen bij iedereen het zweet uit, terwijl de Noordelingen warmpjes voor de kachels zitten. In NZ zitten ze in de winter er zeker niet warmpjes bij. Ze kennen geen centrale verwarming. Ze moeten het hier doen met kleine elektrische kacheltjes of met houtkachels in huizen met niet geïsoleerde, flinterdunne muren en enkelglas.

In NZ ga je niet verhuizen van het ene huis naar een ander huis. Nee... hier wordt je huis op een grote aanlegger gezet en brengt de truck het huis naar een plek waar jij deze wilt hebben. Zijn de wegen op de route te smal voor het huis? Geen probleem, waar je in Nederland wekenlang moet wachten op een kapvergunning, wordt hier in luttele seconden met een kettingzaag alles wat in de weg staat omver gezaagd. Het hout blijft liggen voor degene die nog wat kan gebruiken voor de houtkachel.

Down Under draait het badwater naar links als het wegloopt en de heetwaterkraan zit nu eens links dan weer rechts. Ook het verkeer rijdt hier links van de weg, maar dit komt doordat Queen Elizabeth nog steeds een dikke vinger in de pap heeft. Ook al was Abel Tasman de ontdekker van Nieuw Zeeland (NZ) in 1642, de Engelsen hebben dit mooie stukje van de wereld helaas zo’n 125 jaar later ‘overgenomen’.

NZ is een vredig stukje aarde wat ruim negen maal groter is dan Nederland en meer schapen (60 miljoen) dan inwoners heeft (4 miljoen, waarvan in Auckland alleen al een kwart woont. Ter vergelijking: in Sydney wonen alleen al 4 miljoen mensen). Het heeft geen wilde of gevaarlijke dieren, geen hondsdolheid of levensbedreigende, besmettelijke ziekten. Dit laatste komt mede door de zeer strenge controles op de vlieghavens, waarbij kampeeruitrustingen, schoenen en fietsbanden grondig schoongemaakt worden.

NZ is een ideaal land voor de vakantiefietser in de periode oktober tot en met mei. In de overige maanden, de winter, is het huren van een auto dan ook het beste alternatief. Huur geen camper of minibus. Dit is vragen om slecht slapen vanwege kou (geen of slechte verwarming) en slechte isolatie en ventilatie. We zien de inzittenden van deze gehuurde campers/busjes veelal alsnog in backpackers terecht komen en dus dubbele kosten kwijt zijn.

We reisden verder naar de winterse Alpen van het Zuidereiland. Want er moest nu eindelijk maar eens de sneeuw opgezocht worden. En daar hadden ze aan de oostkant van de Alpen geen gebrek aan. Op weg naar het skioord Methven moesten we, dan weer in de eerste en dan weer in de tweede versnelling, door dikke sneeuwbuien ploeteren (80 km deden we in drie uur). We waren zo ‘slim’ geweest om niet de snelweg langs de kust te pakken, maar de Scenic Inland Route.

We stapten op de latten voor het eerst in het Mount Hutt skigebied vlakbij Methven, waarbij wij op de top van deze berg een uniek uitzicht hadden over de Canterbury Plains en de Stille Oceaan.

Zoals we de vorige keer al schreven: het is niet eenvoudig om in NZ een skigebied te bereiken. Het dichtstbijzijnde dorp ligt gemiddeld zo’n 30 km er vandaan. Bij slecht weer (lees: mist, harde wind en/of sneeuwval), wordt de toegangsweg gesloten, dus ook de pistes. En heb je een tweewiel aangedreven voertuig zonder sneeuwkettingen, dan wordt je sowieso al geweigerd. Het zijn toegangswegen die je al slingerend over gravel, door kuilen en langs steile ravijnen zonder beschermingsmaatregelen naar boven leidt. We pakten daarom eerst maar een dure shuttlebus, waarvan er ’s ochtends wel twee stuks vertrekken en er zo’n anderhalf uur over doen (incl. kettingen leggen). Je moet deze dus niet missen of je moet willen liften.


Ook het skigebied valt niet te vergelijken met de Europese Alpenlanden. Er zijn maar enkele liften en een paar geprepareerde pistes en voor de rest mag je het zelf uitzoeken waar je langs gaat. De snowboarder is hier dan ook zeker bevoorrecht en heeft hier de meeste mogelijkheden. Je ziet hier niet voor niets meer dan 70% aan trendy en stoere snowboarders van de bergen afdalen. Wij, skiërs, voelden ons zelfs een beetje ouderwets.

Na Mount Hutt vertrokken we richting het volgende skigebied Mount Dobson dat zo’n 50 km van Lake Tekapo verwijderd is. Het meer lag er dit keer winters schilderachtig bij en we logeerden hier in dezelfde backpacker als een aantal weken terug. Dit skigebied is zoals ze hier noemen ‘privately owned’, waar NZ er meer van heeft. Voordeel hiervan: skipassen zijn voordeliger, minder toeristisch, geen wachtrijen. Nadeel: het gebied is klein opgezet, binnen het uur heb je alle afdalingen gehad en het materiaal is oud, zoals liften en skispullen in de verhuur.

We kregen nog geen genoeg van het skiën en zeker met het mooie weer, was het zonde om richting het Noordereiland te rijden. We reden echter ook niet zuidelijker naar de skigebieden rond Wanaka en Queenstown. We zagen namelijk op het nieuws dat er net een winterfestival aan de gang was en dat daar meer dan 50.000 mensen op afkwamen. We gingen daarom weer terug naar Mount Hutt voor nog een paar daagjes skiplezier en ‘après ski’ in de bekendste kroeg van NZ: de Blue Pub.

We reden terug via de Arthurs Pass naar het westen en met een grote omweg via Lake Brunner en de Nelson Lakes terug naar het meest noordoostelijkste punt van het Zuidereiland; de Marlborough Sounds. Het was een rare slinger op de kaart die we maakten, maar het zijn dan wel de laatste wegen van het Zuidereiland die we nog niet eerder hadden gereden. We pakten op de laatste dag van juni de boot naar het Noordereiland.

De ferry ‘Interislander” bracht ons naar Wellington, de hoofdstad van NZ, waar tevens het parlement gezeteld is. We gaan voor de derde keer naar het mooiste museum, Te Papa, die we ooit hebben gezien en struinden er dit keer bijna zeven uur rond. Het is een gratis toegankelijk museum, waar naast de Maori cultuur, The Lord of the Rings, immigratie en uitgebreid moederaarde met haar wonderlijke natuurverschijnselen als vulkanen en aardbevingen tentoongesteld is. De interactieve onderdelen zorgden ervoor dat we ons hier geen moment hoefden te vervelen.

Vanaf Wellington pakten we de route naar de East Cape. Een deel van NZ wat al heel lang op ons verlanglijstje stond, maar door tijdgebrek nooit aan toe kwamen. Dit keer hadden we voldoende tijd en trokken er vier dagen voor uit om door het fraaie, vulkanische en zeer heuvelachtig terrein te rijden. Via het art deco stadje Napier en de meest oostelijke stad ter wereld: Gisborne, waar we als eersten op aarde de zon zagen opkomen, koersten we via Whakatane en Steamy, Stinky Rotorua naar het midden van het eiland: Taupo. Drie steden die midden op de breuk liggen van het Australische en Pacific Plateau. En waar een en al thermische activiteiten zijn. Op de vreemdste plekken zagen we stoom/rook uit de grond komen, troffen we borrelende modderpoelen aan en rook het naar rottende eieren.

In Taupo gingen we op zoek naar Gerard en Lynn Murphy. Deze wereldfietsers kwamen we afgelopen december ergens in Zuid Chili tegen en hadden ons uit genodigd om een paar nachten bij hun door te brengen. Er was echter één probleem: we beseften ter plekke dat we hun adres achtergelaten hadden bij vrienden in Auckland die we niet konden bereiken. Wij wisten dat de Murphy’s een privé-nummer hadden en dat een telefoongids dus geen uitkomst kon bieden. We wisten ook dat zij marathon/triathlon runners waren en bijna de hele wereld al over gefietst hadden. Dus gingen we op pad langs alle sportshops en buitensportwinkels van Taupo. Bij de vierde winkel hadden we bingo. De eigenaar kende de Murphy’s en via zijn klantenbestand kwamen we alsnog achter hun adres.

Aangezien de Murphy’s overdag moesten werken, gingen wij alleen op pad naar het thermisch park ‘Waiotapu’, de ‘Craters of the moon’ en de ‘Huka Falls’ (waar Willem en Max o.a. op honeymoon zijn geweest). Ook de ronde om het Tongariro Nationaal Park, bekend om de drie vulkanen: Tongariro, Ngaurahu en Ruapehu, mocht niet ontbreken. De vulkanen zagen we echter niet door de dikke bewolking. Wat we ook niet zagen is het skigebied en de eendaagse ‘Tongariro Crossing’ wandeling in het park. Het skigebied was overvol wegens de schoolvakanties en de wandeling was afgesloten wegens slechte weersomstandigheden. Erg jammer!

’s Avonds was de planning om een natuurlijke hot pool te pakken. Een etentje buiten de deur gooide jammer genoeg roet in het eten. Dit liep zo uit dat de spa al gesloten was. Dan maar door naar een vriendin van de Murphy’s. Aldaar aangekomen bleek de voordeur wagenwijd open te staan, alle lichten brandden, de glazen waren gevuld met wijn en de kat lag te spinnen voor de houtkachel. Echter er was geen Jane te bekennen. Een belletje naar haar mobiel leidde haar naar de pub even verderop, waar de belangrijkste rugbywedstrijd van het jaar op tv gaande was: Australië tegen de All Blacks, het nationaal rugby team van NZ. In een bomvolle pub zien we hoe de Kiwi’s dik winnen van haar buurland. Is eenmaal een wedstrijd afgelopen, dan is hier de rare gewoonte dat de kroeg in enkele minuten zo goed als leeg is. De klanten komen puur voor het kijken naar hun favoriete team.

Is Nederland helemaal in de ban van het WK voetbal. Hier hebben de Kiwi’s er niets mee op. Ook al kon de WK voetbal hier wel gevolgd worden in de nachtelijke of vroege ochtenduren, er was maar een enkele toerist die zo gek was om het live te volgen. Wij vonden het niet de moeite waard om er voor uit bed te komen. We vinden dat er in de voetbalwereld te veel geld en geweld (zonder een held) omgaat.

Na drie dagen bivakkeren in huize Murphy’s gingen we richting Coromandel Peninsula. En dat is maar goed ook, want we voelden de laatste avond nog een aardbeving. Eén van de 15.000 bevingen per jaar (waarvan er zo’n 150 door mensen gevoeld worden). Lake Taupo is het grootste kratermeer van NZ (een omtrek van meer dan 180 km2). Geologen schrijven dat als deze krater de lucht in gaat, geheel Noordereiland van de kaart zal worden geveegd. Ook al zullen wij dit hopelijk niet meemaken, ooit zal het gebeuren, zeggen de specialisten.

De laatste week in NZ stond in het teken van bezoekjes afleggen aan vrienden en bekenden in Auckland en omgeving. We werden weer flink in de watten gelegd door iedereen en aten en dronken volop om de vetreserves flink aan te vullen.

We hoorden die week ook dat Italië wereldkampioen voetbal was geworden. Het schijnt dat het in Italië een gekkenhuis was. Dat is jammer want Italië is ons volgend reisdoel. Hopelijk keert de rust terug op het moment als wij arriveren.

We maken ons op voor de laatste fietsetappe: Rome – Wapserveen.
Rome: een metropool waar het zomers erg heet en druk is, iets waar we niet echt naar uitzien. Waarom dan Rome? Er wordt gezegd dat alle wegen naar Rome leiden.... zo ook de onze.... En daarbij niet geheel onbelangrijk: we worden in Rome verwelkomd door Zwanet haar ouders, broer Harry en ‘kleine’ zus Fenny.

zaterdag, juli 01, 2006

Photo link Tasmania & Australia

Tasmania & Australia (Melbourne-Sydney)


click on the photo to go to the slide show

klik op de foto voor de diashow

Labels:

19. Nieuw Zeeland (deel 1)



We syd ney meer in Sydney, maar in het paradijs der natuur op aarde: het Zuidereiland van Nieuw Zeeland (NZ). Op het vliegveld van Christchurch vonden we binnen een uur een huurauto voor de komende zeven weken en voor een zeer schappelijke prijs (nog geen 10 euro per dag). Zelfs het inpakken van de auto ging als een speer. Je had de eigenaar van het verhuurbedrijf moeten zien. Zijn ogen rolden zowat uit zijn oogkassen tijdens het aanschouwen van onze, inmiddels ervaren, inpakmethode. Bij het zien van onze bagage, raadde hij ons in eerste instantie een stationwagon aan, maar een kleine, zonnige Nissan kwam ons veel beter uit. We gaven diezelfde middag de auto nog plankgas om de stad uit te komen. Want van een stad hadden we na Sydney even weer onze buiken vol.

Via de Canterbury Plains reden we op ons gemak langs de besneeuwde toppen van de Southern Alps. Een bekende route voor ons, die we ruim vijf jaar terug ook al eens op de fiets hadden gereden. In Methven, de plaats waar één van de bekendste skigebieden van NZ ligt, informeerden we alvast naar accommodatie, skihuur, etc., want we waren veel te vroeg voordat het skiseizoen daadwerkelijk zou starten.


In Lake Tekapo vonden we een brandnew backpackershostel, waar we ons gelijk thuis voelden. We hadden het hele rijk voor ons alleen, er was geen sterveling te bekennen. We bleven dan ook gelijk maar drie nachten om de prachtige omgeving van Mount John en Mount Cook wederom op ons te laten inwerken. De laatste avond werd de rust verstoord door een bus die een lading jeugdige rugzaktoeristen had gelicht. Hadden we over campings vanuit Ierland al eerder onze ervaringen medegedeeld, over backpackers accommodatie kunnen we ook zeker een hoofdstuk schrijven.

Een backpacker/hostel/lodge is goedkoop en daarom ideaal voor de toerist die geen cent te makken heeft. En dat zijn er heel veel. De meeste backpackers zijn tussen de 18 en 25 jaar en gaan na hun studie of tussen een opleiding door er even tussen uit. Het is voor ons onbegrijpelijk hoe deze jonge mensen hun studiebeurs (lees: sponsored by the overheid) er doorheen brassen. Veelal met een flinke aanvulling van paps en mams. Het enige wat dagelijks op het menu staat is brood, thee, chips en noodles (een pakje kost maar 0,25 cent) of kant en klare spaghetti uit blik. Verse groeten, fruit en vlees wordt voor een jaar uit hun leven verbannen, kost gewoonweg teveel. Het gekke is dat deze partybeesten wel geld over hebben voor drank en extreme sporten. Bier en mixdrankjes zijn erg populair, we zien de nieuwste combinaties, bijvoorbeeld Red Bull met jägermeister of kahlua met melk!?!?). Overdag zien de meeste in de bus alleen de binnenkant van hun oogleden om hun roes uit te slapen en merken waarschijnlijk weinig van de schoonheid der natuur om zich heen. ’s Avonds hebben ze de sterkste verhalen tegen hun collega backpacker over hun parachutesprong, gletsjerbeklimming, etc. en dat ze toch wel heel veel leren op zo’n reis. Als je vraagt wat ze dan geleerd hebben, is meestal het antwoord: “Ik heb Detlef uit Duitsland en Hendrik uit Holland leren kennen en eh..... Ian uit Ierland” en oh ja... “Ik heb geleerd hoe je kunt bungy jumpen” (lees: “ik heb geleerd hoe je in 10 seconden 100 euro armer wordt”). Je zou minstens verwachten dat ze zouden antwoorden dat ze iets hebben opgestoken van de historie en de Maori cultuur, een andere taal hebben geleerd of wat heeft gezien van de flora en fauna. Maar bij de vraag: “Heb je de Bellbird of de Tui nog horen zingen”, krijg je als antwoord “ oh yeah, Tui it’s a great beer!” (Tui is naast één van de vele vogels ook één van de vele biersoorten in NZ). Een diepgaand gesprek met deze jonge gasten is ver te zoeken en houdt voor ons vaak met vijf minuten al op.

Jonge backpackers zijn naast zuiplappen ook nog eens smeerlappen. In de gemeenschappelijke keuken wordt door hun flink gebruikt gemaakt van de aanwezige potten en pannen. Afwassen en opruimen, ho maar, dit komt niet in hun woordenboek voor. Als de bus met rugzakkers weer vertrokken is naar de volgende stad is het in de keuken en de bunkrooms één grote puinhoop. Elke manager van zo’n hostel heeft zo zijn voorkeur voor nationaliteit. De Hollanders komen overigens aardig uit de bus, maar Duitsers en met name Israeliërs zijn de minst favorieten. De laatstgenoemde backpackers zien wij ook het liefst aan ons voorbij trekken. Israeliërs zijn buitengewoon asociaal, hebben lak aan Jan en alleman, zijn herrieschoppers en zijn vrij egoïstisch ingesteld. Iedereen heeft dezelfde reden voor zijn/haar gedrag. Ze zijn net ‘vrij’ gelaten na hun tweejarige verplichte diensttijd in het leger (zowel mannen als vrouwen). Ze hebben het een en ander nogal meegemaakt op patrouilles, veel doden en gewonden gezien en een enkeling verteld trots dat hij er zelfs één heeft neergeschoten. Al deze ellende wordt gecompenseerd met hun Overseas Experience, waarbij al hun gespaarde dienstgeld in een paar maanden wordt uitgegeven. Er zijn uiteraard uitzonderingen op de groep backpackers. Deze zijn vaak, net als wij, de 30 al gepasseerd, hebben jarenlange werkervaring en hebben jarenlang gespaard om hun droomreis te maken.

Nieuw Zeelanders, of zoals ze zichzelf hebben vernoemd naar de inheemse, halfblinde loopvogel: kiwi, houden van adrenaline en doen er alles aan om hun conditie op peil te houden. De één doet dit op zijn super-de-luxe zeiljacht een andere moet zijn energie kwijt in een rugby wedstrijd. Als de activiteit of sport zich maar onder een blote hemel afspeelt. Zaalsporten of een fitnessruimte zie je hier dan ook zelden. Daarnaast wordt elke vrije minuut actief doorgebracht in de natuur of in de tuin. Het maakt niet uit wat voor weer het is, de korte broek/rok met teenslippers en wollen muts is de kleding die hier wordt gedragen. Op het moment van schrijven vriest het ’s nachts en komt de temperatuur overdag amper boven de tien graden. We komen zelfs nog een enkele gek op blote voeten tegen, ook iets wat hier gewoon normaal is.

In Dunedin kwamen we de uit Fiji afkomstige Anjila, een oude bekende, tegen van eerdere bezoeken en werden door haar uitgenodigd voor een ‘tea’ in haar nieuw opgezette Italiaans restaurant. Een ‘tea’ betekend hier niet theedrinken maar dineren. Het heeft ons de vorige keer ‘maar’ twee maanden gekost voordat we hier achter waren. We antwoorden destijds altijd op de vraag: “Did you have your tea today?” standaard met: “No, but we will stuck to the beer”.

De partner van Anjila, Ralph, is een landlord en bezit de nodige panden in de stad. Hij is bijna 60 jaar en hoeft al jaren niet meer te werken. Z’n vrije tijd wordt besteed aan fietsen, kayakken en veel reizen. Hij had onlangs net voor het eerst het Zuidereiland rond gefietst en voor hem ging een compleet nieuwe wereld open en was gelijk verslaafd aan het vakantiefietsen. Zijn volgende reis is voor dit jaar ook al gepland: van west naar oost door Amerika. Het zorgde voor veel gespreksstof. Zoveel dat we werden uitgenodigd om bij hun te overnachten in de villa om verder te kletsen. Dat sloegen we niet af.

Na drie dagen gratis pizza’s, pasta’s en Speights en een Icebreaker pullover rijker (zomaar gekregen) reden we Dunedin uit. Een stad van ca. 100.000 inwoners wat erg Schots aan doet. Het wordt niet voor niets het Edinburgh van NZ genoemd. Zo Schots, dat je ’s avonds in de pub een enkele gast tegenkomt in een kilt. De kilt brengt bij ons nog steeds iets geheimzinnigs met zich mee. Zouden de mannen nu wel of niet ‘iets’ dragen onder een kilt. Nu konden we natuurlijk proberen met de camera zonder op te vallen een foto te maken. Maar het resultaat is vooraf al bekend: één donkerbruin gat.

We reden verder via de zuidelijke Catlins, waar we net als tijdens onze eerdere fietstocht in barre weersomstandigheden terecht kwamen. Was het de vorige keer een storm die onze tent in tweeën scheurde. Nu waren het hagelbuien die ons in een backpacker deed belanden.

We bezochten weer eens het Fjordland van NZ. En ook al kan het niet tippen aan de Noorse fjorden, het blijft een mooi natuurwonder, waar de bomen door de vele regenval totaal bemost zijn (er valt zo’n 9 tot 10 meter regenwater per jaar). We reden de nog nooit door ons gereden 120 km van Te Anau naar Milford Sound in maar liefst vier uur. Een Tour de France renner zou op z’n fiets sneller zijn, maar ziet dan waarschijnlijk weinig van de prachtige omgeving. Dezelfde weg moest ook weer terug, dit keer in 2 uur.

We reden snel door de toeristentrekpleister Queenstown, welke met name onder de jeugd zeer populair is. Wat een circus!! Het is één en al motels en backpackers, waar reisorganisaties je zuur verdiende geld afhandig probeert te maken voor avontuurlijke, risicovolle ‘sporten’. Wij vonden het fietsen de afgelopen maanden al avontuurlijk genoeg en reden snel verder via de Haast Pas naar Fox Glacier aan de westkust.
Valt in Nederland de mussen van het dak door een hittegolf. Hier begon het onophoudelijk te regenen met flinke windstoten. Er waren zelfs tornado’s op twee blokken van ons vandaan gesignaleerd die de daken inclusief mussen van de huizen blies. Aan de oostkant van de Alpen stortten de daken juist in door hevige sneeuwval. Sinds 60 jaar was er niet meer zo veel gevallen in één nacht. Op sommige plaatsen maar liefst 75 cm. Het weer was dus volop in het nieuws.

Ook de prachtige backpacker “Global Village” (in Indonesische stijl gedecoreerd) in Greymouth, waar we sliepen, haalde de krant. Een brandweerploeg moest er aan te pas komen om de overstroming van het pand een halt toe te roepen. Na een kwartier hielden ze het pompen voor gezien, het was onbegonnen werk. Wij stonden klaar in de startblokken om al het meubilair en decoratiemateriaal naar de eerste verdieping te slepen. Sinds 1984 was het water niet meer zo hoog geweest.

De Hollanders staan bekend als specialisten op het gebied van waterbeheersing. Ook Olaf ging als een echte leeuw het personeel adviezen geven, welke methode het beste was om de begane grond van de backpacker droog te houden. Ook de, bij vele toeristen, bekende vinger in de dijk kwam aan de orde, maar bracht niet de juiste oplossing. Waterman Zwaantje zat ondertussen heerlijk voor het haardvuur met een goed boek.

De nattigheid kwam voor ons goed uit, want de laatste weken waren de temperaturen hoger dan normaal en de sneeuwgrens ging steeds verder naar boven, wat ongunstig was voor de sneeuwcondities. Mede gezien de bergpassen die gesloten waren, de skigebieden die onbereikbaar waren (je moet gemiddeld 30km rijden voordat je bij een skilift bent) en de stroomvoorziening het had begeven, waarbij de herstelactie nog dagen zou duren, pakten we eerst de zonnige noordkant van het Zuidereiland.Toch handig hoor zo’n autootje!

Hadden we het net over zuiplappen... ze kunnen ons voor eventjes zuipdozen noemen. We vinden coupons voor gratis skipassen (2 halen 1 betalen) op de dozen van 15 flessen Speights bier (In NZ kennen ze geen kratten). We laden de auto, zo ver dat mogelijk was, vol met een aantal dozen, zodat we genoeg coupons hebben voor een aantal dagen gratis skiplezier. Echt superhandig zo’n auto!

In Nelson, wat bekend staat om de regio met de meeste zonuren, scheen inderdaad het zonnetje weer. We maakten in deze regio vele wandelingen door het dicht verstrengelde oerwoud met haar weelderige groene en bloeiende (ja zelfs in de winter) vegetatie. We vinden NZ in deze tijd van het jaar verrassend groen. Met name de bijna 200 soorten aan varens doen het hier uitstekend in het subtropisch, gematigd klimaat. De zilvervaren is dan ook niet voor niets het nationaal symbool voor NZ.
web stats analysis