zaterdag, juni 27, 2009

11. Japan Hokkaido

Het einde van de wereld? Hokkaido is niet te vergelijken met Kyushu of Honshu. We zagen geen huisjes meer met die typische schattige Japanse pannendaken, de huizen hadden meer een Noord Amerikaanse stijl. We zagen meer kerken dan tempels en dat vonden we wel zo on-Japans. En wat we vooral zagen was landbouw en veeteelt. Boeren en boerinnen die hard aan het werk waren om de grond rijpklaar te maken voor een nieuwe oogst over drie maanden. De lente is in Hokkaido maar één maand en dat is de maand juni. Zomer hebben ze in juli en augustus en in de herfst moet alles uit de grond zijn voordat de winter in oktober weer arriveert. En die winter kan hier Siberisch koud zijn met temperaturen van gemiddeld -30 graden. Ook wij hadden het koud en waren blij dat we in Zuid Korea een nieuwe voorraad winterkleren hadden ingeslagen. De muts ging elke avond op en we zochten campings op met een Japanse tobbe in de buurt om ons op te warmen. We bleven zolang mogelijk in de onsen, totdat tegen sluitingstijd de security ons er uit bonjourde.

Voordat we bruisend Sapporo verlieten, proefden we nog wat van het nachtleven. En dat is een attractie op zich. ‘Salaryman’, zoals zakenmannen en –vrouwen hier worden genoemd, strak in pak zwalkten over de straten van de uitgaanswijk. Vrolijk dronken, geen geschreeuw, geen enkele agressie, opstootjes of knokpartijen. Zelfs hierin geeft Japan het goede voorbeeld. Alles is zo perfect georganiseerd, netjes, beleefd, correct en schoon. Je vraagt je af hoe dit allemaal mogelijk is. Het antwoord is overigens snel te vinden. Er is maar één cultuur en één bevolkingsgroep in dit land en iedereen weet wat normen en waarden zijn. De mensen staan voor een bus, metro, trein gewoon netjes opgesteld in rijen van twee wachtende totdat passagiers eerst zijn uitgestapt; Iedereen staat hier links op de roltrap, zodat mensen heel simpel rechts voorbij kunnen die een bus, metro of trein moeten halen; Alle automobilisten houden zich aan de snelheid en wachten voor het rode licht. Uitgezonderd Ollie en Zwaan die hebben van hun leven nog nooit zo vaak door rood gefietst; We kunnen ons niet herinneren dat we sirenes of claxonerende auto’s hebben gehoord; Voordat je een ruimte betreedt, worden de schoenen verruilt voor de gereed staande Japanse pantoffeltjes, dat scheelt al een hoop vuil. En zo kunnen we nog wel even doorgaan, maar we kwamen hier om te fietsen.

En dat deden we op het moment dat de natuur net uit haar winterslaap ontwaakte. Fris groene blaadjes, opnieuw vele bloesems, bloeiende seringen, paardebloemen en tussen de laaghangende bewolking door konden we nog net een glimp opvangen van de sneeuw op de bergen. We fietsten noordwaarts via het Daisetsuzan National Park, waar Hokkaido’s hoogste berg Asahi-dake (2290m) ligt. Deze zien we helaas niet door de dikke bewolking. We waren ook veel te vroeg in het seizoen voor de bloeiende lavendelvelden rondom Furano en Biei, die binnen vier weken hordes toeristen aan zou trekken vanwege de paarse bloemetjes. Wat we wel zagen was grijze lucht, waar nattigheid uitviel en dat was met een graadje of 10 niet prettig om in te fietsen. We hadden dan ook ongeplande ‘rustdagen’ tussendoor om te wachten op beter weer en toch nog iets van de omgeving te kunnen zien.

We konden wachten totdat we een ons wogen, het weer verbeterde niet en de wind zat ook al niet mee, die hadden we vooral tegen. Dan maar weer verder over natte wegen waarbij voorbij razende vrachtwagens een gordijn van regenwater voor een extra douche zorgde. We fietsten langs kilometers lange sneeuwwallen, lawinehekken en passeerden zelfs sneeuwtunnels. Het moet hier ’s winters wel erg extreem aan toegaan en dat was ook te zien aan de dorpjes die we passeerden in het hoge noorden. Velen waren half in verval en dat konden we ons ook wel voorstellen met al die ontberingen in die lange winters. We hadden op sommige plaatsen het gevoel aan het einde van de wereld te zijn gekomen en maakten ons dan ook snel uit de wielen om verder te trekken naar het Rishiri/Rebun National Park. Het meest noordelijk stukje van Japan en waar je met helder weer zicht hebt op Rusland.

Russen zagen we genoeg in de meest noordelijke havenstad Wakkanai, maar Rusland was ver weg in de nevel. We gingen met de ferry voor vijf dagen naar Rishiri Island en hadden zelfs één dag redelijk weer om tijdens een rondje eiland (65 km) Mini Mount Fuji te bewonderen. Zoals de Rishiri vulkaan ook wel wordt genoemd. Tijdens een dagtripje met de boot naar het nabij gelegen bloemeneiland Rebun kregen we ook nog een paar zonnestralen te zien en dat zorgde voor enige opwinding. Net als de wandeling van 12 km die we op het oog hadden en waar zo’n kleine vier uur voorgeschreven stond. Omdat er maar één boot per dag heen en terug ging, hadden we amper drie uur de tijd voor deze hike. Dat werd dus flink aanpoten. Terwijl we het hoogste punt van de route bereikten, brak de bewolking open waardoor een sprookjeswereld voor ons verscheen. We zagen de bewolking als een sneeuwdeken over het eiland liggen, waarbij de harde wind deze in de Okhotsk zee probeerde te blazen. Een magnifiek gezicht. Net als de velden met wilde bloemen als akeleien, zilverschoon, chocolade lelies en nog zo’n 300 soorten meer, die vanaf mei hier de grond uitschieten.

We gingen na Cape Soya zuidwaarts omdat we niet noordelijker konden. Via de oostkust daalden we af naar Abashiri wat landschappelijk gezien niet echt boeiend was. Bij gebrek aan internetverbindingen en goede gesprekspartners hadden we flinke gesprekken met de koeien in de wei langs de route. Het was maar goed dat niemand ons kon verstaan, want het was toch een onzin wat we uitkraamden. De route was hoofdzakelijk vlak, makkelijk fietsen denk je dan, maar de wind hadden we vooral tegen, en dat vroeg om enig uithoudingsvermogen. We fietsten de laatste pas (Bihoro pas 493m) in het Akan National Park, welke lang maar niet steil (6%) was voordat we ons einddoel Kuhsiro aan de zuidkust hebben bereikt.

Op internet zagen we dat in bruisend Sapporo de zon volop scheen en het 15 graden warmer was dan in het uitgestorven en saaie Kushiro. En de voorspellingen voor dit gebied waren zoals we die de afgelopen vier weken hadden gehad, fris, nat en veel tegenwind met extra windstoten van 90 km per uur. En daar waren we nu juist spuugzat van. De laatst geplande fietsdagen gingen in de ijskast en we boekten snel een super de luxe bus naar zonnig Sapporo.

Als je bovenstaande samenvat, zouden we bijna depressief zijn, maar in tegendeel.
Hadden we landschappelijk gezien op Kyushu dagelijks een ‘wow-factor’ van minimaal een acht, op Hokkaido misten we op dit terrein het ‘wow’ gehalte volledig met dank aan de weergoden. Echter.... de campings die we op Hokkaido aantroffen waren uitstekend voorzien van slecht weer voorzieningen, zodat ook de barbecue eens aangestoken kon worden. Ze waren in vergelijking met ho(s)tels spotgoedkoop. We betaalden met z’n tweeën gemiddeld 4 euro per nacht. We sliepen zelfs een keer in de trein. Dit maal hadden we geen reservering nodig, het was gratis, konden zelfs kiezen waar we wilden slapen en konden alle bagagerekken gebruiken voor het drogen van onze spullen. We zijn verslingerd geraakt aan de onsen en met name de sauna. Het onbeperkt badderen en de dagelijkse circa 4x10 minuten de ‘oven’ in, waarbij je neusharen zowat verschroeiden, voor nog geen € 3,50 p/p was bijna net zo duur als een ‘simpele’ vijf minuten douche op de camping.

We hebben nog lang niet genoeg van sushi, sashimi (reepjes rauwe vis), ramen (noodlesoep), yakitori (Japanse barbecue) en sake en vinden Japan nog steeds super. We komen dan ook zeker nog een keer terug! Maar eerst nog drie dagen sightseeing in New York voordat we de 29ste juni echt naar Nederland vliegen.
web stats analysis