vrijdag, juli 10, 2009

Photo link New York

New Album 10-7-09 23:32


De allerlaatste fotoserie, klik op de foto voor een diashow.
Click on the photo for a slide show

woensdag, juli 08, 2009

12. New York

The Big Apple


Tja.... dan zit je dan ineens in het chaotische New York op de langste dag van het jaar en het is niet eens 21 juni. We vlogen vanaf Tokio naar New York in stoelen die onder konden gaan voor business seats en gingen 13 uur terug in de tijd. We liepen verbijsterd door de stad en beseften dat de wereld tussen Japan en Amerika wel heel erg verschillend is. We deden niet veel de eerste dag. Een nacht niet slapen zorgde ervoor dat we aan het einde van de middag als zombies over Broadway liepen. Voor 18.00 uur lagen we al op één oor en werden ’s nachts wel twee maal gewekt doordat kamergenoten zonodig ’s nachts moesten inchecken. Dit waren we even niet gewend.

Vroeg naar bed, betekende vroeg op en dat kwam mooi uit om de lange rijen voor het hoogste gebouw van de stad te ontwijken. Als je voor achten bij de Empire State Building bent, kun je zonder wachtrijen in enkele seconden naar de 86e verdieping. Dat deden we dus gelijk maar. We liepen daarna gelijk door naar de shopping street van NY: 5th Avenue. We zagen gesloten winkels en waren veel te vroeg voordat deze open gingen. Dan maar door naar Ground Zero. Het is bijna niet voor te stellen dat op deze plek acht jaar geleden op 9/11 twee vliegtuigen de Twin Tower doorboorden. Op het moment dat wij de plek bezochten was het een grote bouwput. Een nieuwe World Trade Center was in de maak. Om toch nog iets van herinneringen op te halen, moesten we naar St. Paul’s Chapel die er tegenover lag.

We slenterden door naar Wallstreet: het financiële hart van New York. We zagen jammer genoeg enkel toeristen bij de New York Stock Exchange: het was zaterdag. Dan nog maar een paar blokken verder, totdat we niet verder konden en in Battery Park de gratis veerboot naar Staten Island namen. De beste plek om het Vrijheidsbeeld te bezichtigen. Met de metro en the yellow cab gingen we terug, maar dat laatste was een drama. Het verkeer zat volledig vast, blokkeerden kruisingen en we werden gek van het getoeter en de sirenes. Een half uur later en 20 dollar armer stapten we uit op Time Square. We hadden deze afstand in dezelfde tijd wel drie keer kunnen lopen. Maar ja.... als een wolkbreuk los barst..... dan is het wel prettig zitten in een taxi.

Omdat we alle highlights in één dag hadden gezien, konden we de laatste dag mooi relaxen in Central Park: het grootste park van NY.
We zagen diverse partijtjes softbal, ontelbare fietsers en joggers en zonnebadende mensen. Het was een prachtige dag en een mooie afsluiting van onze zeven maanden reis.

De geplande tweedaagse fietsreis terug naar huis viel in duigen bij aankomst in de bagagehal van Schiphol. De fietsen en één plunjebaal waren achter gebleven in New York en zouden een dag later pas aankomen. We maakten ons al op voor een treinreis/buurtbus naar Wapserveen maar ook dat werd van tafel geveegd bij het betreden van de aankomsthal. Broer Harry, twee lieftallige nichtjes Ellen en Hilde en onze oppassers van het huis Fred en Dianna verrasten ons met een warm welkom.

Het is weer heerlijk in Nederland te zijn, alles te kunnen lezen, te kunnen verstaan.
De eerste stamppot, kilo oude kaas, zakken drop, patat oorlog, frikadel speciaal hebben we al achter de kiezen. Nu nog de belastingaangifte 2008, een doos post doorworstelen en de tuin drastisch bewerken. Maar ook daar komen we wel door heen.

Bedankt voor alle belangstelling, reacties en skype sessies. We hadden deze met name de laatste eenzame weken in Noordelijk Japan erg nodig.

Nog wat statistieken, diepte- en hoogtepunten voor de geïnteresseerden:
- Aantal gefietste kilometers:
Maleisië 484
Thailand 879
Laos 15 (huurfiets)
Taiwan 688
Zuid Korea 645
Japan 2.122
Totaal 4.833 km

- Aantal gemaakte foto’s: 4.238
- Aantal lekke banden: 2 (Zwanet)
- Aantal afgevallen kilo’s: 15 (Olaf 10, Zwanet 5)
- Aantal nachten gekampeerd: 60 (hoofdzakelijk Japan)

Dieptepunten:
1) bestolen in Maleisiê bij een collega fietser/eigenaar van een guesthouse (o.a. 250 euro armer geworden);
2) een duur postpakketje, verzonden vanuit Thailand, is tot op heden nog niet aangekomen.
We hebben het vermoeden dat deze ook nooit meer zal aankomen en denken dat momenteel een kleine
Thai in een veel te groot maatpak van Ollie rondloopt.

Hoogtepunten:
1) Japan (met name het zuidelijk eiland Kyushu en de steden Nara, Tokyo en Saporro;
2) Taiwan (Taroko Gorge en Highway 11);
3) de eilanden van Zuid Thailand: Koh Bulon, Surin Islands;
4) Seoraksan National Park en de historische oude stad Gyeong Ju in Zuid Korea.

Plekken die veel indruk op ons hebben gemaakt, helaas allemaal met een tragisch verleden:
1) Nagasaki in Japan;
2) Plain of Jars, Phonsavan in Laos;
3) DMZ grens tussen Noord en Zuid Korea.

zaterdag, juni 27, 2009

Photo link Japan deel 3

Japan deel 3 Hokkaido


Click on the photo.
Klik op de foto voor de diaserie

11. Japan Hokkaido

Het einde van de wereld? Hokkaido is niet te vergelijken met Kyushu of Honshu. We zagen geen huisjes meer met die typische schattige Japanse pannendaken, de huizen hadden meer een Noord Amerikaanse stijl. We zagen meer kerken dan tempels en dat vonden we wel zo on-Japans. En wat we vooral zagen was landbouw en veeteelt. Boeren en boerinnen die hard aan het werk waren om de grond rijpklaar te maken voor een nieuwe oogst over drie maanden. De lente is in Hokkaido maar één maand en dat is de maand juni. Zomer hebben ze in juli en augustus en in de herfst moet alles uit de grond zijn voordat de winter in oktober weer arriveert. En die winter kan hier Siberisch koud zijn met temperaturen van gemiddeld -30 graden. Ook wij hadden het koud en waren blij dat we in Zuid Korea een nieuwe voorraad winterkleren hadden ingeslagen. De muts ging elke avond op en we zochten campings op met een Japanse tobbe in de buurt om ons op te warmen. We bleven zolang mogelijk in de onsen, totdat tegen sluitingstijd de security ons er uit bonjourde.

Voordat we bruisend Sapporo verlieten, proefden we nog wat van het nachtleven. En dat is een attractie op zich. ‘Salaryman’, zoals zakenmannen en –vrouwen hier worden genoemd, strak in pak zwalkten over de straten van de uitgaanswijk. Vrolijk dronken, geen geschreeuw, geen enkele agressie, opstootjes of knokpartijen. Zelfs hierin geeft Japan het goede voorbeeld. Alles is zo perfect georganiseerd, netjes, beleefd, correct en schoon. Je vraagt je af hoe dit allemaal mogelijk is. Het antwoord is overigens snel te vinden. Er is maar één cultuur en één bevolkingsgroep in dit land en iedereen weet wat normen en waarden zijn. De mensen staan voor een bus, metro, trein gewoon netjes opgesteld in rijen van twee wachtende totdat passagiers eerst zijn uitgestapt; Iedereen staat hier links op de roltrap, zodat mensen heel simpel rechts voorbij kunnen die een bus, metro of trein moeten halen; Alle automobilisten houden zich aan de snelheid en wachten voor het rode licht. Uitgezonderd Ollie en Zwaan die hebben van hun leven nog nooit zo vaak door rood gefietst; We kunnen ons niet herinneren dat we sirenes of claxonerende auto’s hebben gehoord; Voordat je een ruimte betreedt, worden de schoenen verruilt voor de gereed staande Japanse pantoffeltjes, dat scheelt al een hoop vuil. En zo kunnen we nog wel even doorgaan, maar we kwamen hier om te fietsen.

En dat deden we op het moment dat de natuur net uit haar winterslaap ontwaakte. Fris groene blaadjes, opnieuw vele bloesems, bloeiende seringen, paardebloemen en tussen de laaghangende bewolking door konden we nog net een glimp opvangen van de sneeuw op de bergen. We fietsten noordwaarts via het Daisetsuzan National Park, waar Hokkaido’s hoogste berg Asahi-dake (2290m) ligt. Deze zien we helaas niet door de dikke bewolking. We waren ook veel te vroeg in het seizoen voor de bloeiende lavendelvelden rondom Furano en Biei, die binnen vier weken hordes toeristen aan zou trekken vanwege de paarse bloemetjes. Wat we wel zagen was grijze lucht, waar nattigheid uitviel en dat was met een graadje of 10 niet prettig om in te fietsen. We hadden dan ook ongeplande ‘rustdagen’ tussendoor om te wachten op beter weer en toch nog iets van de omgeving te kunnen zien.

We konden wachten totdat we een ons wogen, het weer verbeterde niet en de wind zat ook al niet mee, die hadden we vooral tegen. Dan maar weer verder over natte wegen waarbij voorbij razende vrachtwagens een gordijn van regenwater voor een extra douche zorgde. We fietsten langs kilometers lange sneeuwwallen, lawinehekken en passeerden zelfs sneeuwtunnels. Het moet hier ’s winters wel erg extreem aan toegaan en dat was ook te zien aan de dorpjes die we passeerden in het hoge noorden. Velen waren half in verval en dat konden we ons ook wel voorstellen met al die ontberingen in die lange winters. We hadden op sommige plaatsen het gevoel aan het einde van de wereld te zijn gekomen en maakten ons dan ook snel uit de wielen om verder te trekken naar het Rishiri/Rebun National Park. Het meest noordelijk stukje van Japan en waar je met helder weer zicht hebt op Rusland.

Russen zagen we genoeg in de meest noordelijke havenstad Wakkanai, maar Rusland was ver weg in de nevel. We gingen met de ferry voor vijf dagen naar Rishiri Island en hadden zelfs één dag redelijk weer om tijdens een rondje eiland (65 km) Mini Mount Fuji te bewonderen. Zoals de Rishiri vulkaan ook wel wordt genoemd. Tijdens een dagtripje met de boot naar het nabij gelegen bloemeneiland Rebun kregen we ook nog een paar zonnestralen te zien en dat zorgde voor enige opwinding. Net als de wandeling van 12 km die we op het oog hadden en waar zo’n kleine vier uur voorgeschreven stond. Omdat er maar één boot per dag heen en terug ging, hadden we amper drie uur de tijd voor deze hike. Dat werd dus flink aanpoten. Terwijl we het hoogste punt van de route bereikten, brak de bewolking open waardoor een sprookjeswereld voor ons verscheen. We zagen de bewolking als een sneeuwdeken over het eiland liggen, waarbij de harde wind deze in de Okhotsk zee probeerde te blazen. Een magnifiek gezicht. Net als de velden met wilde bloemen als akeleien, zilverschoon, chocolade lelies en nog zo’n 300 soorten meer, die vanaf mei hier de grond uitschieten.

We gingen na Cape Soya zuidwaarts omdat we niet noordelijker konden. Via de oostkust daalden we af naar Abashiri wat landschappelijk gezien niet echt boeiend was. Bij gebrek aan internetverbindingen en goede gesprekspartners hadden we flinke gesprekken met de koeien in de wei langs de route. Het was maar goed dat niemand ons kon verstaan, want het was toch een onzin wat we uitkraamden. De route was hoofdzakelijk vlak, makkelijk fietsen denk je dan, maar de wind hadden we vooral tegen, en dat vroeg om enig uithoudingsvermogen. We fietsten de laatste pas (Bihoro pas 493m) in het Akan National Park, welke lang maar niet steil (6%) was voordat we ons einddoel Kuhsiro aan de zuidkust hebben bereikt.

Op internet zagen we dat in bruisend Sapporo de zon volop scheen en het 15 graden warmer was dan in het uitgestorven en saaie Kushiro. En de voorspellingen voor dit gebied waren zoals we die de afgelopen vier weken hadden gehad, fris, nat en veel tegenwind met extra windstoten van 90 km per uur. En daar waren we nu juist spuugzat van. De laatst geplande fietsdagen gingen in de ijskast en we boekten snel een super de luxe bus naar zonnig Sapporo.

Als je bovenstaande samenvat, zouden we bijna depressief zijn, maar in tegendeel.
Hadden we landschappelijk gezien op Kyushu dagelijks een ‘wow-factor’ van minimaal een acht, op Hokkaido misten we op dit terrein het ‘wow’ gehalte volledig met dank aan de weergoden. Echter.... de campings die we op Hokkaido aantroffen waren uitstekend voorzien van slecht weer voorzieningen, zodat ook de barbecue eens aangestoken kon worden. Ze waren in vergelijking met ho(s)tels spotgoedkoop. We betaalden met z’n tweeën gemiddeld 4 euro per nacht. We sliepen zelfs een keer in de trein. Dit maal hadden we geen reservering nodig, het was gratis, konden zelfs kiezen waar we wilden slapen en konden alle bagagerekken gebruiken voor het drogen van onze spullen. We zijn verslingerd geraakt aan de onsen en met name de sauna. Het onbeperkt badderen en de dagelijkse circa 4x10 minuten de ‘oven’ in, waarbij je neusharen zowat verschroeiden, voor nog geen € 3,50 p/p was bijna net zo duur als een ‘simpele’ vijf minuten douche op de camping.

We hebben nog lang niet genoeg van sushi, sashimi (reepjes rauwe vis), ramen (noodlesoep), yakitori (Japanse barbecue) en sake en vinden Japan nog steeds super. We komen dan ook zeker nog een keer terug! Maar eerst nog drie dagen sightseeing in New York voordat we de 29ste juni echt naar Nederland vliegen.

maandag, juni 01, 2009

Photo link Japan 2

10. Japan Honshu

Van hier tot Tokyo zweten zonder te fietsen

Voordat we het noordelijke eiland Hokkaido aandeden, moest er eerst nog besloten worden hoe we het meest verstedelijkte deel van Japan, het middelste en grootste eiland Honshu, konden omzeilen. En dat ging gepaard met flink wat zweetdruppels.

De nachtelijke vrachtboot (13 uur) van Miyazaki naar Osaka was zo geboekt. Verder kregen we van Walter en Aya uit Tokyo, die we op de camping in Ibusuki hadden getroffen, een tip mee dat het in Japan erg gemakkelijk is om spullen te versturen met een pakketdienst. Met dit in ons achterhoofd en een uitnodiging op zak voor een slaapplek in Tokyo, stapten we van de boot op de fiets door het drukke Osaka. Het was eigenlijk de bedoeling om op Honshu niet te fietsen, maar een medewerker van de ferry terminal gaf ons een zeer gedetailleerde kaart van de Kansai regio (Osaka, Nara, Kyoto) dat we geen excuus meer konden vinden om niet te fietsen. Over fietsbruggen midden in de stad en uiteindelijk lekker relaxt over de dijk langs de rivier peddelden we Nara binnen. Een stad die we ook als tip meekregen van het Belgisch/Japans stel om zeker te bezoeken gezien de historische bezienswaardigheden.

Dat deden we pas nadat we een dagtripje met de trein naar Kyoto hadden ondernomen. Kyoto is net als Nara in een ver verleden ooit de hoofdstad van Japan geweest en beide steden hebben daardoor keizerlijke tuinen, paleizen, duizenden tempels (waarvan velen op de Unesco lijst staan), shrines, pagodes, oude gezellige straatjes en mooi aangelegde parken.
In Kyoto spotten we nog een drietal geisha’s: dames die mannen op speciale manieren ‘vermaken’. Van een voorbij passerende reisleidster met groep toeristen hoorden we dat de rondlopende geisha’s niet echt waren. Het is een zeldzaam beroep geworden, waarvan er nog maar zo’n 100 zijn in Kyoto.
Een zware en lange opleiding gaat vooraf, voordat je echt als geisha door het leven mag gaan. Mannen entertainen, betekent: zang, dans en chique etentjes vergezellen, dit alles in traditionele geisha kleding en make-up. Voor een paar duizend yen kun je laten schminken en aankleden als een geisha om zo door de straatjes te lopen en je te laten fotograferen. Een keer wat anders dan een Japanner die in Volendam in Hollands klederdracht op de foto gaat.

Wij waren niet de enige bezoekers in Kyoto. Voor het eerst sinds Bangkok zagen we weer heel veel buitenlanders. Naast deze “gajins” zagen we ook weer duizenden schoolkinderen die ons en anderen voor de voeten liepen. Er was een groot festival, Aoi Matsuri, gaande wat wij ook wel wilden zien. Het was een processietocht wat zo’n 5 uur duurde en waar wij na 15 minuten al genoeg van hadden gezien. Het was een trieste aangelegenheid, geen vrolijke mensen, geen muziek, geen dans. Dus gingen we snel door naar het oude deel van Kyoto voor een lange wandeltocht langs de mooiste bezienswaardigheden. Na afloop waren we blij om weer met de trein terug te gaan naar het veel rustige en minder toeristische Nara.

De tweede dag in Nara sloten we ons op in de hotelkamer. Er moest een hoop geregeld worden om het laatste traject naar Hokkaido te vervolgen. Internet, de infobalie van het trein-/busstation en de receptie van ons hotel waren de belangrijkste informatiebronnen die dag om te zoeken naar de beste, slimste en goedkoopste weg. Verschillende scenario’s passeren de revue: Zwaantje wilde goedkoop en dus langzaam: de 24-uurs boot. Ollie wilde snel dus duur: de Shinkansen (de kogeltrein van Japan) of vliegen. Na veel wikken en wegen, gereken en flink gemopper besloten we voor een tussenweg. Langzaam met de bus naar Tokyo (zo zie je onderweg nog wat) en vandaar uit snel met het vliegtuig door naar Hokkaido. Zo konden we ook nog eens Tokyo bezoeken en op de uitnodiging van Walter en Aya ingaan. Tevens verzonden we onze fietsen en de meeste bagage vooruit met de pakketdienst.

Niets geeft zo veel rust als een genomen beslissing. We waren twee dagen niet te genieten vanwege de stress. Maar de rust was snel over..... Na een avondje stappen hebben we besloten om de buskaartjes in te ruilen voor de Shinkansen. Het was toch een unieke kans om met deze hogesnelheidstrein 300 km p/u door Japan te reizen. De volgende ochtend op het treinstation brak bij Zwaantje echter het angstzweet uit. De door haar dure! gekochte buskaartjes zaten niet meer in Ollie’s knip. Hij had die ochtend net z’n portefeuille opgeschoond en alle overtollige bonnetjes versnippert en in de prullenbak gegooid. Zwaantje rende terug naar het hotel waar de prullenbakken al geleegd waren, maar kon nog net op tijd in de vuilnis duiken om de versnipperde buskaartjes bij elkaar te schrapen. Pffff..... die waren gered. En gelukkig konden we ze omruilen.

De 800 km naar Tokyo deden we met de trein in 2 en een half uur. Naar buiten kijken was soms erg lastig. Alles ging zo snel voorbij dat je soms hondsberoerd werd. Slapen was eigenlijk de beste manier om de tijd door te brengen of concentreren op iets in de verte. En dat deed gelukkig één van ons. Ollie kon Zwaan nog net op tijd wakker maken voor Mount Fuji. We raasden met een daverende snelheid langs de hoogste berg/vulkaan van Japan. Het ging zo snel dat Fuji zo foetsie was.

Tokyo, één van de duurste steden ter wereld en met 34 miljoen inwoners, mag je niet missen op een reis naar Japan. We installeerden ons in het zeer aardige optrekje van Walter en Aya en terwijl zij aan het werk waren konden wij vanuit hun luxe appartement genieten van een geweldig uitzicht over de stad. We verkenden de wijken Asakusa, Shinjuku en keken onze ogen uit op het drukste metrostation (zo’n 2 miljoen passagiers per dag) en op het drukste voetgangerskruispunt van deze metropool. In de straten zagen we ontzettend veel reclame, enorme tv schermen en billboards, die ’s avonds omtoverden in fel knipperende neonverlichting. En wat een waanzinnig veel mensen overal. Het observeren van mensen alleen al was een genot om de dag mee door te komen. Vreemde, trendy of strak in pak geklede mannen en vrouwen. Ondanks dat iedereen zwart haar en bruine ogen heeft, zien we een enorme verscheidenheid aan mensen. En het is zo eenvoudig om in Tokyo te reizen, Een metrostelsel waar je gewoon niet kan verdwalen. Alles is zo goed aangegeven (zelfs in het engels) en alles loopt hier zo gesmeerd. Ondanks dat hier veel mensen op een hoop leven, zien we toch weinig zwerfafval, hier en daar een peuk op de grond en heel af en toe zagen we wat graffiti en een enkele zwerver. Maar we zagen ook veel groen, bloemperken en parken.

Na één week Honshu waren we verzadigd van tempels, boeddha’s, pagodes, buitenlandse toeristen, metro’s, treinen, hotelbedden, restaurants en drukte. Tijd voor kamperen, zelf kokkerellen, rust, ruimte, natuur, bergen, sneeuw, onsen (de Japanse tobbe) en weer op ons zelf zijn. Op naar het fietseiland: Hokkaido!

zaterdag, mei 16, 2009

Photolink Japan 1

New Album 16-5-09 12:56


click on the photo to go to the slide show
klik op de foto voor een diavoorstelling

9. Japan: Kyushu


Peace and a piece of Holland

Met de nachtboot kwamen we ’s ochtends vroeg aan in Fukuoka op het zuidelijke eiland Kyushu. Een strak blauwe hemel wachtte ons op, één die we in Zuid Korea nauwelijks hadden gezien vanwege het heiige weer. Ook de mensen lachten ons hier weer toe en keken hier een stuk vrolijker. Hier werden we enthousiast begroet en werd gelijk de eerste avond ons avondeten in een yakatori (BBQ restaurant) betaald door onze buren een tafel verderop. Wat een gastvrijheid en een warm welkom en dat voelde goed in weer een nieuw land: Japan.

Een land waarvan we alleen maar lazen en hoorden dat het errrrrrrug duur zou zijn en waar wild kamperen overal is toegestaan. En dat scheelt gelijk al een slok op een borrel. Met een beperkt dagbudget kom je met een hotel hier niet ver. We schrokken ons een hoedje naar de eerste uitgaven hier. We waren inmiddels vijf maanden gewend aan lage prijzen. De kosten van eten en drinken bijvoorbeeld zijn ongeveer gelijk aan Nederland en dat moesten we zeker doen anders kwamen we niet ver. En ver kwamen we de eerste dagen niet. Het schoot niet op. We zagen de mooiste kampeerplekjes voorbij komen. Veelal zagen we ze vroeg in de middag, waardoor we amper 40 kilometer op de teller hadden.

We bezochten Huis ten Bosch. Een echt dorp vol met Hollandse gebouwen op ware grootte, die een Japanner heeft laten bouwen omdat hij zo gek van Nederland is.
We zagen kasteel Nijenrode, de Waag in Alkmaar, Centraal Station Amsterdam, Kinderdijk, het Rijksmuseum, de binnenstad van Utrecht met haar grachten en Domtoren en natuurlijk Huis ten Bosch zelf. We hoorden het carillon, draaiorgels, zagen zweefmolens en café de Haven voorbij komen en hadden even het gevoel weer in Nederland te zijn. We kochten 200 gram oude kaas voor 10 euro (we leken wel gek, maar de behoefte was op dat moment erg groot) en we vonden nog ergens een minizakje met Katja drop.

Een paar kilometer verderop zagen we een deel van Hoorn nagebouwd, ook weer door dezelfde Holland fanaat opgezet. Maar dit park was helaas gesloten en zo te zien al aardig in verval aan het raken. Dat gold ook voor Huis ten Bosch. Sinds de opening in 1992 heeft het park nog geen enkele winst gemaakt. We zagen ook niet veel toeristen, dit was ook niet vreemd met een entreeprijs vanaf 25 euro per persoon.
Een stukje Hollands glorie wat omslaat naar vergane glorie. En dat is jammer, zeker gezien de geschiedenis die Japan met Nederland heeft. De Portugezen waren dan wel de eersten die Japan aan deden, maar die werden er door de Japanners er al snel uitgezet. Ze verkochten meer het Christelijk geloof dan handelswaren en daar zaten de Japanners niet op te wachten. De Nederlanders waren eind 17e eeuw dan ook de enige buitenlanders die toestemming kregen om met Japan handel te drijven.

Via een “Piece of Holland” belandden we in “Peace begins in Nagasaki”. De slogan van Nagasaki wat alles te maken heeft met 9 augustus 1945, 11.02 uur. Het tijdstip dat “The Fat Man” atoombom 500 meter boven de stad tot ontploffing werd gebracht door de Amerikanen. Het betekende 160.000 doden en gewonden in 3 seconden en daarmee het einde van de Tweede Wereldoorlog. Voor de Japanners niet alleen het begin van de vrede maar ook van de ellende die vandaag de dag nog steeds voelbaar is: Mensen die getuige waren van deze explosie kampen nog steeds met psychische problemen en hun nazaten die overlijden door kanker. We bezochten uiteraard het “Atomic Bomb Museum” en zagen verschrikkelijke foto’s beelden en voorwerpen van deze dag. Daar werden we niet vrolijk van.

Nadat we het laatste zeilschip van het “Tall sail festival” uit Nagasaki zagen vertrekken, trapten ook wij weer de pedalen aan voor een tochtje richting het zuiden. We deden het Amakusa archipel aan en werden net als de eerste fietsdagen hier wederom verrast door afwisselende natuurschoon en ruige kustlijn die Japan ons liet zien. We waren net te laat voor de kersenbloesem, maar op tijd voor de azalea bloesem. En daar groeiden er in Japan heel erg veel van. We zagen zelfs zwarte bloemen en lazen toevallig dezelfde avond op internet dat het een zwarte Koninginnedag was geweest (met dank aan een maniak).

Ook Japan is net als Taiwan vulkanisch, wat inhoudt vaak pittige klimmetjes maar ook mooie afdalingen. Rookpluimen die zomaar uit de grond omhoog kwamen en af en toe een zwavel/rotte eieren lucht. Maar ook heetwaterbronnen, op z’n Japans “onsen” en zoals wij het noemden de “Japanse tobbe”: een heel groot bad waar je met velen in kunt badderen (mannen en vrouwen gescheiden) en pas in mag zitten als je je eerst grondig hebt gewassen of gedoucht. En die schrobbeurten hadden we flink nodig na vele dagen wild kamperen zonder douche.

We fietsten naar het Ebino Kogen plateau op 1.250 meter hoogte. Het ligt gelegen in het Kirishima National Park waar de temperatuur een stuk lager lag dan op zeeniveau. Het was ondanks de slechte voorspellingen aardig druk op de camping vanwege de “Golden Week”. Een week waarin bijna alle Japanners vrij zijn om te genieten van hun vrije tijd en de bloesems. We klommen te voet naar de kratermeren en de 1.700 meter hoge Karakuni vulkaan en ondanks de bewolking was het uitzicht spectaculair. We zagen zelfs tijdens een helder moment de Sakurajima vulkaan even verderop: de meest actieve vulkaan van het Verre Oosten. We sliepen na de lange afdeling van het plateau aan de voet van deze vulkaan voor het eerst en waarschijnlijk voor het laatst in een jeugdherberg (met dank aan een zwartslaper die ons de nacht wakker hield met zijn gesnurk). Het enige pluspunt van deze plek was het magnifieke uitzicht vanaf het balkon: de rookpluim met as die dagelijks deze vulkaan uitspuwt.

Op het zuidelijkst gelegen plek van Kyushu, Ibusuki, troffen we bij toeval een camping aan die weer zo prachtig gelegen lag, waar je gewoon niet weg kwam. We verbleven er drie dagen. Liepen naar het kilometer verderop gelegen Chiringashima eiland die tijdens eb via een zandbrug bereikbaar is (dit fenomeen schijnt maar op twee plekken op deze aardbol voor te komen: ergens in Frankrijk en Ibusuki dus). We pakten een “hot sand bath” waarbij we deze keer niet in de tobbe sprongen maar op het strand werden ingegraven door Japanse vrouwen, die zelfs het zweet van je voorhoofd wilden veegden. En zweten dat deden we! Dit deel van het strand ligt boven een magma laag die het zand verwarmd. Er werd geadviseerd om maximaal 10 minuten in het zand te liggen, maar wij, Nederlanders, bint zuunig en willen waar voor ons geld. Dat heeft met name Zwaantje geweten. Een half uur heeft ze het volgehouden, waarbij ze een mooi souvenir mee naar huis mocht nemen. Het gekregen handdoekje en een paar brandplekken op de rug, hakken en armen. Een wijze les is geleerd: de volgende keer gewoon het advies opvolgen!

De laatste dagen op Kyushu fietsten we over kleine weggetjes, door kleine vissersdorpjes langs de prachtige klilffen, baaien en lege stranden weer naar het noorden: Miyazaki. Waar we onderweg gevolgd werden door vele arendsogen die hoog boven ons zweefden op de thermiek. Het was overal uitgestorven in de dorpen en we vroegen ons af waar iedereen zich toch mee bezig hield. Maar na drie weken Japan weten we inmiddels waar Japanners gek op zijn: werken. Ze werken dan wel niet hard, maar Japan kan wel zeggen dat ze geen enkele werkeloosheid kennen. Waar in Nederland bij wegwerkzaamheden verkeerslichten staan, hebben ze hier zes man/vrouw met vlaggen aan de weg staan om het verkeer te regelen. We zagen op grote grasvelden geen grasmachines maar zeker acht man met bosmaaiers het gras kortwieken. In winkeltjes van 4 bij 4 staat er geen één verkoper, nee, ze proberen hier met vijf man sterk jouw vriendelijk aan te kijken om iets aan de man te brengen. En met tien vakantiedagen per jaar moeten we toch wel stellen dat deze werkwijze voor ons niet is weggelegd. Wel moeten we er bij vertellen dat Japanners vanaf hun 54e jaar al met pensioen kunnen.

Verder merkten we op dat Japanners niet alleen gek zijn op werken maar ook op witte en zilverkleurige auto’s (4 op de 5 rijdt in deze kleuren rond), op stripverhalen (Japan is de grootste stripverhalen producent ter wereld), hondjes met shirtjes aan, hengelsport, sushi en saké (overigens wij ook), picknicken, bouwen van tunnels, drankautomaten en verkeerslichten (de laatste twee vind je op de meest vreemde en afgelegen plaatsen). Maar ook op fietsen, we zien eindelijk weer eens fietsers. Dat het vrouwelijk geslacht gek is op hoedjes, paraplu’s, hoge kniekousen en schoenen met zeer hoge hakken, op teddyberen, Dick Bruna’s “Nijntje”, “hello Kitty” en nog zo veel meer kitsch.

We zien de gekste taferelen. We zien medewerkers in supermarkten aan het einde van hun dienst zich omdraaien bij de uitgang om nog één maal te zeggen dat ze een fijne werkdag hebben gehad en iedereen daarvoor hartelijk willen bedanken. We zien bij voetgangersoversteekplaatsen kleine kinderen met hun begeleiders na de oversteek omdraaien en al buigend naar links en rechts het verkeer bedanken dat ze even voor hun gewacht hebben.

Het is ons ook op gevallen waar ze niet van houden. Japanners zijn geen strandmensen. De mooiste stranden hadden we voor ons alleen. Net als in Taiwan hebben ook hier de vrouwen hun lichamen zo bedekt dat er geen straaltje zon op hun blanke huidjes kan komen. Ze houden niet van losse honden, hondendrollen, kauwgum en peuken op straat, graffiti, vandalisme, zwerfafval. We hebben dit zo goed als nergens gezien. Japanners zijn super netjes, georganiseerd, correct en behandelen iedereen met evenveel respect of je nu autowasser bent of bankdirecteur. De openbare toiletgebouwen kunnen een voorbeeld zijn voor de Europese. Overal toiletpapier, superschoon en zelfs supersonische wc’s met verwarmde brillen, ingebouwde sproeiers, een föhn voor je achterste en nog veel meer technische snufjes.

We kunnen de eerste drie weken van Japan in één woord samenvatten: SUPER!!!!!! Onbeschrijfelijk mooie natuurschoon, fantastisch fiets- en kampeerweer en geweldige behulpzame mensen! Onze laatste weken zullen we besteden aan Hokkaido het noordelijk eiland van Japan, het zogenaamde “ Zwitserland” van het Verre Oosten.

maandag, april 20, 2009

Photo link South Korea

South Korea


Click on the photo for the slideshow.
Klik op de foto voor de diavoorstelling

zondag, april 19, 2009

8. Zuid Korea



Het was nog geen 2 uurtjes vliegen naar Zuid Korea, maar de totale reis van hotel naar hotel duurde maar liefst 12 uur. In Taiwan moest er eerst nog 20 km gefietst worden naar het vliegveld, bagage en fietsen vliegklaar maken, omkleden, inchecken met heel veel papier- en stempelwerk voor onze fietsen, wachten, vliegen, wachten, bussen naar down town Seoul, fietsen en bagage weer fietsklaar maken en op zoek naar een hotel. Die vonden we al snel, net als onze winterkleren die voor het eerst uit de compressiehoezen kwamen. Het was koud in Seoul. ’s Nachts vroor het nog en overdag zorgde de gure wind ervoor dat de temperatuur niet boven de 8 graden kwam.

Een bezoek aan de DMZ (DeMilitarized Zone is een 4 km brede en 248 km lange scheidingslijn tussen Noord en Zuid Korea, vergelijkbaar met het vroegere IJzeren gordijn bij onze Oosterburen) is een must als je Seoul aandoet. Dat wilden we dan ook gelijk de volgende dag na aankomst boeken. Niet wetende dat je al ver van te voren een plaats moest reserveren, stapten we tegen half 11 relaxt het USO terrein op (een Amerikaanse organisatie die tours organiseert naar deze zone). Het was er erg druk, doordat de tour toevallig die dag van 7.00 uur in de ochtend verplaatst was naar 11.00 uur vanwege een ‘oefening’ in de zone, werd er medegedeeld. Een tour die natuurlijk allang volgeboekt was, maar we konden wachten in de hoop dat in het laatste half uur nog een afzegging zou binnenkomen. In de tussentijd rende Ollie naar de supermarkt om een brunch bij elkaar te rapen en Zwaantje vloog naar het hotel om de hoek voor paspoorten, camera en een verrekijker. Vijf minuten voor vertrek kwam er telefonisch een annulering binnen. We konden mee!

We bezochten Dora Hill om in de verte Noord Korea te zien; de derde tunnel (vanaf 1974 zijn er al 4 tunnels door het leger van Zuid Korea gevonden in de DMZ, die door Noord Korea zijn gegraven om bij een eventuele aanval op hun buurland zo’n 30.000 militairen per uur ondergronds te verplaatsen); en als laatste en meest indrukwekkendste: Panmunjom, de enige plaats in de DMZ waar bezoekers mogen komen. Een dorp wat is ontstaan na de ‘vergeten’ oorlog van 1950-1953 (waarbij zelfs 123 Nederlandse soldaten zijn gesneuveld) tussen Noord en Zuid Korea. En waar de blauwe barakken staan, precies op de scheidingslijn tussen Noord en Zuid Korea, waarin de generaals van beide legers onderhandelen aan tafel over tja..... vrede? In dit gebouw hebben we onder het toeziend oog van deze Zuid Koreaanse militair een voet in Noord Korea mogen zetten.

Na deze tour vonden we het verbazingwekkend dat zo’n pipo (machthebber Kim Young Il, die overigens dezelfde streken heeft als zijn overleden vader Kim Il Sung, die tot 1994 regeerde en nog steeds als de president beschouwd wordt) in Noord Korea in de DMZ een dorp heeft laten bouwen, waar niemand woont, en waar ze de grootste vlag ter wereld hebben hangen (160m hoog op de vlaggenpaal, 300 kilo zwaar, 31 meter lang). Puur voor de propaganda. Hoe ziek moet je zijn?

Het is in ieder geval angstaanjagend dat de Noord Koreanen in een soort gevangenis leven. Er is geen enkel ander land in de wereld waarbij de grens zo streng beveiligd is. Kilometerslange hekken met prikkeldraad en die ’s nachts onder stroom worden gezet, mijnenvelden, bemande wachttorens, schuttersputjes en tankwallen. In Noord Korea is internet en buitenlandse televisie nog steeds verboden en 6 tot 12 uur per dag propaganda door de luidspreker) is de normaalste zaak van de wereld (voor de Noord Koreaan dan). Dan ben je toch echt ziek!

Een stad uit fietsen met bijna 12 miljoen mensen leek onmogelijk, maar was dit keer goed te doen. Een fietspad langs de Namhan rivier, die dwars door de hoofdstad meandert, bracht ons een heel eind richting de oostelijke suburbs. Een deel van het fietspad was voorzien van luidsprekers, zodat we o.a. op Abba’s Waterloo een mooi tempo konden aanhouden. Zo nu en dan passeerden we fitnessapparatuur en klimmuren, waarbij we ook andere spieren aan het werk zetten. De ontspannen rit sloeg na zo;n 30 km plots om in een gespannen rit. We moesten helaas de rivier verlaten die afboog naar Zuidoost omdat we het Seoraksan National Park wilden zien. En deze lag in het Noordoosten van Zuid Korea. Het was geen pretje naast al het vracht-, bus- en autoverkeer te fietsen op een zeer smalle vuile vluchtstrook. Brommers kennen ze hier niet, wat inhoudt dat de chauffeurs niet gewend zijn aan tweewielers.

Over gesloten Noord Korea gesproken, ook wij voelden ons soms erg geïsoleerd. En ook wij fietsten in Zuid Korea langs legerbasissen, tankwallen, bemande schuttersputjes gemaakt van beton of zandzakken en wachttorens met schietklare soldaten. En ook de oostkust was bezaaid met kilometerslange hekken vol met prikkeldraad. Een deprimerend gezicht, alsof ook wij opgesloten waren. Met het verschil dat we vrij konden fietsen naar het zuiden en niet lastig werden gevallen door de duizenden militairen die we tegenkwamen onderweg en het vele materieel wat op de weg voorbij raasde. Volgens de Zuid Koreaanse bevolking gewoon een oefening. Dachten wij dat we in Wapserveen met de Johannes Post Kazerne bijna in onze achtertuin wel wat gewend waren. Dit leek geen oefening meer, maar zou meer een voorbereiding kunnen zijn op een eventuele aanval van de Noord Koreanen met hun zogenaamde ‘communicatie’ satelliet.

We probeerden zoveel mogelijk de drukke autosnelwegen te omzeilen door de oude wegen te pakken. Af en toe probeerden we een fiets-/voetpad en weggetjes tussen de kleine akkervelden door. Deze paden, die niet op onze wegenkaart stonden, doken ineens op, maar velen ervan liepen helaas ook abrupt op en konden we dezelfde weg terug nog een keer zien. We zagen ontzettend veel wegwerkzaamheden. Het land leek wel een grote bouwput. Was het niet de in aanbouw zijnde hogesnelheidstrein naar het oosten, dan waren het wel de freeways die hier bij bosjes werden aangelegd. Zodra een deel klaar was, hadden wij het mooi rustig op de oude weg, maar dat veranderde wanneer het verkeer weer werd omgeleid naar de oude weg. Bijna de gehele reis zagen we de freeways en zagen we ze niet dan hoorden we het verkeergesuis wel. We fietsten verder langs de oostkust door vele vissersdorpjes met zoveel vissen te drogen aan lijnen, waarbij we ons afvroegen of er nog wel een vis in zee zwemt.

Als we Korea mogen vergelijken met Taiwan, dan gaat onze voorkeur, qua fietsen en gastvrijheid toch sterk uit naar het fietsparadijs Taiwan. De Koreanen rochelden en spuugden nog meer dan de Taiwanezen, daarnaast vonden we ze soms zeer onfatsoenlijk. Deuren hielden ze niet open, lieten ze gewoon voor je snufferd dichtvallen; als voetganger werd je bijna omver gereden op het voetpad. Maar het ergste waren de de buschauffeurs, die toeterden niet zoals de vrachtwagenchauffeurs om ons te waarschuwen, nee die toeterden om ons aan de kant te drukken omdat ze er persé langs wilden met een bus vol schoolkinderen of oudere Koreanen die een dagje uit waren.

We vonden dat deze oudjes erg slecht liepen, alsof ze jaren lang op een paard hebben gezeten. Omdat we geen enkel paard hier hebben gezien, vermoedden we dat deze O-benen vanaf zo’n 50 plus veroorzaakt werd door o.a. de kleermakerszit (de Koreaanse stijl van eten is zitten op de vloer), het zware werk op de akkers (veelal nog steeds handmatig op de hurken onkruid wieden, poten, etc.) en het toilet (er moet hier flink door de knieën gezakt worden). Het kan uiteraard ook een andere oorzaak hebben, want de mannen hadden er minder last van. Om slecht ter been toch nog vooruit te komen, zagen we hier geen rollators maar oude kinderwagens voor de houvast.

Diezelfde oudere Koreanen, altijd herkenbaar aan de enorme zonnekleppen op hun hoofden, witte vingerhandschoentjes, zwarte stretchbroek en vaak een mouwloos jasje in de felste, zoetste kleuren, kwamen we overal in het land tegen. Ook ten zuiden van Samcheok aan de oostkust, waar het “Giant Penis Park” onze aandacht kreeg. De plattelandsvrouwen hadden een dagje uit en mochten hun mannen ook meenemen. De ‘stoere’ mannen die moed indronken met rijstwijn en Hite bier om de grote jongens te bezichtigen. Ze liepen veelal tientallen meters genererend achter hun vrouwen aan, doordat ze of een minderwaardigheidsgevoel kregen of vanwege hun vrouwen die al giechelend de meest schunnige foto’s maakten. Ook wij bezochten dit park en waren niet zo sterk onder de indruk van deze lange lummels, maar meer van de houtsnijwerken en granieten werken waar deze eikels uit gehakt waren. Hoe ‘lullig’ het ook klinkt, dit park is ontstaan door een legende: Een jonge vrouw was hier voor de kust verdronken en de vriend, die visser was, kon haar niet meer redden vanwege de ruige zee. Vlak na haar dood merkten de vissers dat de visvangst steeds minder werd en ze dachten dat dit door de geest van de drenkeling kwam. Totdat een visserman op de rotsen z’n Mr. Willy ging bevredigen en de visvangst daarna enorm steeg. Sindsdien zouden alle vissers uit het dorp dagelijks zijn voorbeeld hebben gevolgd om de gefrustreerde geest van de drenkeling op afstand te houden en met hoop op goede visvangsten.

We bezochten nog een park, volgens de boeken het mooiste en drukst bezochte Nationaal Park van Korea en waar de wandelaar zich niet hoeft te vervelen. Ook wij deden enkele trails in het prachtige Seoraksan National Park met gigantische granieten kliffen. Qua fietsen was het land wat lastiger. Het was erg bergachtig, we klommen honderden, misschien wel duizenden meters per dag. Tevens was het erg lastig om mooie autoloze weggetjes te vinden op onze wegenkaart. Met dank aan Jan Boonstra (fietsroutespecialist in Korea) konden we de laatste kilometers in Zuid Korea naar de een na grootste stad, Busan, binnenfietsen via een mooie route. En bij toeval kwamen we hem in deze 4,5 miljoenenstad nog tegen ook. Buitenlanders en fietsers waren hier op twee handen te tellen en Jan met de fietshelm viel gelijk op tussen al die kleine zwarte haardossen.

Ook het pinnen was hier een stuk moeilijker, niet overal werd de “maestro” card geaccepteerd, en dat was soms knap vervelend met nog maar 20.000 Won in de knip (amper 12 euro). Een creditcard op zak bracht in de meeste gevallen uitkomst. Het lastigste tot nu toe op deze reis hebben we de communicatie met de bevolking ondervonden. Geen Koreaan sprak engels. Konden we in Taiwan nog een jeugdige aanspreken, hier liep een Koreaantje al snel op de loop bij de vraag “Do you speak English?”. Want we kwamen van Mars. En dat was toch wel zo bijzonder. Zo bijzonder dat sommige Koreaantjes ons zelfs wilden aanraken, want de blonde haren op Ollie’s benen waren wel zo buitenaards! Het was soms erg genant en voor ons soms erg moeilijk om hier in Zuid Korea iets teweeg te brengen.

Maar om niet negatief af te sluiten. Ook hier was het begin van de lente met volop viooltjes en uitbundige bloesems van magnolia’s, azalea’s, enzovoort. Het was volop wit, roze, paars en rood wat hier uit de bomen schoot. Overweldigend!
Het eten was verrukkelijk. We hadden nog nooit zoveel rauwe vis gegeten in de afgelopen 3 weken als in de afgelopen 41 jaren. Ook de traditionele Koreaanse vleesgerechten waren super, denk niet bij het serveren van het hoofdgerecht “daar kan ik alleen maar een holle kies mee vullen”. De bijgerechten waren soms zo uitgebreid en werden continue aangevuld dat met een lege maag naar buiten gaan onmogelijk was. En nablussen moest je doen met rijstwijn, want de traditionele rode saus kon soms errrrruuug pittig zijn.

En tot slot Gyeong Ju, de oude hoofdstad met een rijke historie. Waar we geheel in traditionele stijl hebben gelogeerd in een Koreaans guesthouse met ondol: een kamer met een eeuwenoude vloerverwarming en waarin alleen een dun matrasje op de grond lag om op te pitten. We bezochten in dit Nederlandse “Orvelte” (maar dan met 275.000 inwoners) de grafheuvels of tombes (het zijn net grote molshopen, vergelijkbaar met onze hunebedden), diverse Boeddha tempels uit het Silla Koninkrijk, het Nationaal Museum en maakten leuke fietstochtjes. Een mooie afsluiter voor Zuid Korea. Op naar Japan!

dinsdag, maart 24, 2009

Photo link Taiwan

Taiwan


Click on the photo for the slideshow.

7. "Made in Taiwan"


Na vier weken nietsdoen was de conditie van onze benen gelukkig nog prima in orde. We trapten, met een straffe noordooster wind tegen in de regen met 14 graden, vanaf het Taoyuan international airport naar de noordwest kust van Taiwan. Met nog eens een extra kilo aan wegenkaarten (Engels en Mandarijns) in de tassen, die gratis verkrijgbaar zijn bij de informatiebalie op het vliegveld. Al na 2 km kreeg Zwaantje haar tweede lekke band van de reis (wederom een nietje, net als in Kuala Lumpur) en sopten we in onze schoenen. We genoten volop van de weersafwisseling, want het was eindelijk nat en fris en daar hadden we vreselijk naar uitgekeken.

We hadden ons niet echt voorbereid op dit eiland. Het enige wat we wisten, was dat Taiwan zo groot is als Nederland. Het op gespannen voet leeft met China. Het westen van Taiwan vol zit met industrie (veel textiel, fiets-, computer- en ander elektronica onderdelen zijn “made in Taiwan”) en grote steden, waar zo’n drie kwart van de 23,5 miljoen inwoners wonen.
Dat Taiwan, na Bangladesh, het meest dicht bevolkte land ter wereld is. Dat het een vulkanisch eiland is en op een breuklijn ligt. En dat de oostelijke helft het beste en veiligste deel is om te fietsen.

En dat deden we door highway 2 te pakken naar het noorden die helemaal tot aan het oostelijk deel van Taiwan de kust volgt. Een mooie, heuvelachtige en redelijk rustige route met voldoende ruimte op de snelweg om te fietsen en zelfs fietspaden. De mooiste vonden we bij Fulong de “old coaling mine trail tunnel”, de naam zegt het al. Een oude spoorlijn uit de mijntijd is omgetoverd tot een fietspad inclusief tunnel van 2,1 kilometer. De lokale overheid heeft geprobeerd om alles in het kader van het spoor te behouden of na te bouwen. En dat is gelukt. Zelfs wij keken verschrikt om bij het horen van fluitsignalen van een locomotief, terwijl het gewoon een geluidsband was.

Van de Chinese karakters konden we geen pepernoot maken. Alhoewel.... wat hier staat kan elke wereldburger lezen. Communicatie ging met handen en voeten of gewoon de ‘keuken’ inlopen en aanwijzen wat we op ons bordje wilden hebben. Ook het “Point it” boekje vol met foto’s kwam nog al eens goed van pas. En wilde het echt niet lukken dan pakten we een aantal jeugdigen bij de kraag die een paar woorden engels konden. Ook hier krijgt elke tiener tussen de 12 en 18 jaar engels op school, maar de meeste zijn jammer genoeg te verlegen om maar iets te zeggen.

Het is verwonderlijk dat in Taiwan ruim 22 miljoen mobiele telefoons in gebruik zijn, dat is bijna 1 op 1. Moet je in de trein, restaurant of waar dan ook in Nederland elke minuut vreselijk saaie, simpele, onnodige gesprekken aanhoren. Hier in Taiwan zie je de mensen bijna niet met een mobiel aan hun oren. Blijkbaar is het niet gepast om in het openbaar te bellen. Wat voor de Taiwanees wel maar voor de Nederlander niet gepast is, is het spugen, rochelen, slurpen, boeren en zelfs de wind laten gaan in het openbaar. Waarschijnlijk hebben ze hier het levensmotto: “beter in de vrije ruimte dan in een nauw gat”.

De bewolking en buien maakten na enkele dagen al snel ruimbaan voor het zonnetje, waardoor het aangenaam fietsweer werd. We genoten volop van de prachtige ruige kustlijn met mooie rotsformaties, ongerepte frisgroene natuur, heel veel vlinders, wilde Chinese lelies en andere geurende bloemen, bont gekleurde tempels met draken, gevarieerde kunstwerken, kleine vissersdorpjes, duizenden Seven Eleven winkels (ons vaste adres voor de verrukkelijke Super Supau sportdrank en brood) en betelnoot kauwende Taiwanezen.

Maar ook dezelfde kauwende Taiwanezen met afschuwelijk uitziende rode tanden van die betelnoten, vuilnisauto’s met een irritant deuntje, touringcars vol met Chinese vakantiegangers, walgelijke architectuur, waaronder lelijke betonblokken van flats en lelijke huizen geheel beplakt met tegeltjes (als tegelzetter hoef je hier absoluut niet te vervelen), veel vervallen gebouwen en ja hoe verzinnen ze het....... kerncentrales...... Midden op een vulkanisch eiland welke aardbevinggevoelig is en zomers de tyfonen om je oren slingeren. Het blijkt zelfs een toeristische attractie te zijn. Busladingen vol met Chinezen stapten uit voor foto’s. Dat deden wij dan ook maar, deze vonden wij de meest onvoorstelbare locatie..... Midden in het zuidelijk gelegen “Kenting National Park” met om de hoek het drukst bezochte strand van Taiwan, waar jaarlijks zo’n 5 miljoen vakantiegangers komen.

Bij vulkanen horen heetwaterbronnen en ja daar hebben ze er hier velen van. In een aantal daarvan hebben we na een vermoeiende tocht heerlijk gebadderd. We hadden zelfs in een jeugdherberg onze eigen privé spa van een graadje of 55. Hier moest wat koud water bij gemengd worden om een eerstegraads verbranding te voorkomen. Voor wat betreft de Taiwanese dames, die doen er ook alles aan om verbranding te voorkomen. Niet tegen het hete water maar tegen de zon. De meeste dames zien we met handschoenen aan, dikke panty’s, lange losse mouwen en enorme hoeden of caps met een flappie in de nek. Waarom? Vraag je je af.......voor een Nederlandse vrouw die drie weken in hoogseizoen ligt te bakken aan Costa del Snol zou het onbegrijpelijk zijn.... maar deze vrouwen doen er alles aan om wit te blijven. Het is de mode hier om zo wit mogelijk er uit te zien. L’oreal, Nivea, Dove en andere schoonheidsmerken doen hier gouden zaken met crèmes voor het witten van de huid.

Sinds tijden hebben we de tent weer eens opgezet op prachtige campings (de mooiste en goedkoopste in Shihtipi voor maar € 2,25 p/n), waar we de enige gasten waren. We sliepen meer dan 12 uur achtereen. Mede doordat het vroeg donker was, lagen we tegen half acht al in onze slaapzakken te ronken. Bovendien, slapen op onze eigen matjes had onze grote voorkeur boven de keiharde hotelbedden die hier aanvoelden als beton. We kookten eindelijk weer eens voor ons zelf. En dan maakt het niet uit wat je in de pan gooit (de bereidingsinstructies konden we niet lezen) het smaakt altijd!

We bezochten het bekendste en meest bezochte Nationaal Park van Taiwan: Taroko Gorge. We deden deze 20 kilometer voor de afwisseling niet per fiets maar te voet, een aanrader! We waren erg onder de indruk van dit stukje natuur. En dat vervolgde zich verder langs Highway 11 van Hualien tot iets na Taitung langs de azuurblauwe Pacific Ocean. We passeerden de Tropic of Cancer ofwel de Kreeftskeerkring, die de scheidingslijn naar de tropen vormt. We slingerden op en neer langs dit adembenemende stuk kustlijn wat een paradijs is voor de fietser. En daar komen we er heel veel van tegen. Weliswaar nu nog Taiwanezen maar daar moet verandering in komen, dacht het Ministerie van Toerisme.

Taiwan is momenteel volop bezig om het als fietsland te promoten. Men probeert nu vooral buitenlandse fietsfanaten naar Taiwan te krijgen en daar hebben ze een speciale site voor gebouwd. We geven Taiwan geen ongelijk. Het is een fantastisch eiland om te fietsen (op highway 9 na, teveel trucks) , te kamperen en dit allemaal kan voor weinig als je Taiwan maar in het laagseizoen bezoekt. Maart vonden wij een zeer geschikte periode. We hadden temperaturen tussen de 14 en 30 graden, met alleen in de eerste week wat nattigheid. April en mei schijnt het de regentijd te zijn, maar ook nog steeds laagseizoen, waarin je veel kunt afdingen op accommodatie (soms tot 50% korting). De drie weken die wij er voor uit hadden getrokken, vonden wij vééééééél te kort. Een reden temeer om mee toe doen aan een foto/verhaalwedstrijd op de promotiesite www.ridetaiwan.com van Taiwan, want er vallen vliegtickets te winnen naar...... Taiwan!

donderdag, maart 05, 2009

Photo link Laos

Laos


Click on the photo to go to the photo site

6. Laos


Laos “The jewel of the Mekong” zoals ze ook wel wordt genoemd en dat hebben we gezien de eerste twee dagen: de Mekong rivier. We vertrokken per slowboat vanaf Huay Xai, de grensplaats in het Noordwesten van Laos, voor een tweedaagse boottocht naar het oostelijk gelegen Luang Prabang. Een tocht, wat absoluut geen juweeltje was en waar we niet met plezier aan terugdenken. Hadden we drie jaar geleden op de driedaagse “Navimag” boottocht in Chili echte koeien aan boord. Dit keer hadden we het gevoel dat we zelf de koeien waren. Voordat we aan boord gedreven werden, moest er nog gepind worden en gezien de rij ervoor kon dat nog wel eventjes duren. We trokken uiteindelijk de kippen uit de muur en hadden even het gevoel miljonair te zijn: 10.000 kip is nog geen euro. Het gevoel waren we snel kwijt, we moesten voortmaken want de boot stond op het punt te vertrekken, werd ons medegedeeld.

Bij de pier aangekomen, zagen we een boot bomvol geladen met rugzaktoeristen en tassen gevuld met bier, whisky en cola. Daar kunnen we nooit meer bij, dachten we. De koeiendrijver dacht er anders over. We werden naar achteren gedreven en zagen dat ook het machineruim compleet overladen was met backpackers. Er was nog enkel plaats in het keukentje op het achterdek. De plastic kuipstoeltjes, die gemaakt waren voor het gewicht van een Thai en niet voor onze kilo’s, waren onze zetels voor de eerste dag. Bij elke scherpe bocht in de Mekong, schoven onze stoelen van stuurboord naar bakboord en andersom. Terwijl we ons aan de reling vast hielden, helde het achterste deel zo erg over dat we soms het angstige gevoel hadden dat de boot ging kapseizen. Het was een lange eerste dag met als enige pluspunt een mooi uitzicht over de Mekong. In Pak Beng was er een verplichte stop. Een dorp wat alleen maar bestaat om het ‘vee’ op het droge te halen, te voederen, te drinken en een warme stal voor de nacht te geven. De tweede dag zaten we allemaal letterlijk en figuurlijk weer in hetzelfde schuitje. We kregen dit keer een plek toegewezen in de machine- kamer/bagageruim, waarbij we 8 uur lang geen Mekong hebben gezien, maar wel de stampende en stinkende dieselmotor. Eén ding weten we zeker: Dit zullen we nooit weer doen!

We hoorden van vele reizigers dat je voor Luang Prabang zeker vijf dagen moet uittrekken. En inderdaad, het is een prachtige ‘stad’ die zeker terecht op de UNESCO Wereld Erfgoedlijst staat. De eerste twee dagen waren nodig om bij te komen van de vermoeiende tocht over de Mekong. De andere dagen gebruikten we om het koninklijk paleis, een waterval en wat Wat’s te bezichtigen. Wat? Ja, een Wat! Een Wat is een Boeddha tempel waar monniken leven en mediteren. We dwaalden door gezellige straatjes met souvenirkraampjes en aten de zoveelste noodlesoep en bbq kippetjes in de vele eetstalletjes langs de weg. We zagen van een terras aan de Mekong, onder het genot van een Lao biertje, nog eenmaal de slowboat binnenkomen en konden er zelfs al weer een beetje om lachen hoe de backpackers kapot, uitgeput, dronken of melig aan wal klommen. Na zeven dagen konden we geen Wat meer zien en vertrokken per minivan naar het 250 km oostelijk gelegen Phonsavan.

De tocht duurde maar liefst zes uur. Het was een weg wat op en neer en heen weer kronkelde en hobbelde. Er zat geen 25 meter recht stuk in de weg. Ook in dit vervoermiddel hadden we weer de slechtste plekken. De bus zat al helemaal vol met rugzaktoeristen toen deze voorreed. Een aantal hadden waarschijnlijk een zware nacht gehad en lagen al te pitten. We kregen twee opklapstoeltjes toegewezen en met een reispil in de maag slingerden we langs uitgedroogde rijstvelden, dorre landschappen en armoedige dorpjes met bamboehutjes op palen. Dit was het echte Laos, geen luxe in Luang Prabang waar de toeristen verwend worden, maar echt puur Laos waar de mensen nog geen dollar per dag verdienen en ook nog eens zeven dagen per week werken. Zaten wij bij aankoop van souvenirs af te dingen op 50 cent, toen we dit zagen, schaamden we ons diep en zagen werkelijk hoe arm Laos eigenlijk was. We spraken in Phonsavan enkele ontwikkelingsmedewerkers en beseften dat Laos nog steeds een derde wereldland is. Kinderen worden ter vondeling gelegd omdat de ouder hen niet kan onderhouden. En hebben ze eenmaal de leeftijd om naar school te gaan, dan hebben ze nog geen toekomst. Er worden scholen gebouwd met geld vanuit het rijke westen, maar de meeste stonden nog steeds leeg. Kinderen zijn er zat, maar onderwijzers ontbreken. En zo lopen de kids te venten op straat of te bedelen en vallen ze toeristen ‘lastig’. Het is triest maar de realiteit. Ontwikkelingswerk is dus lang niet altijd positief.

De geschiedenis van Phonsavan wat op 1.200 meter hoogte ligt is ook niet echt positief. Het is de provinciestad van Xieng Khuang, het meest gebombardeerde gebied ter wereld. In de oorlog tussen Amerika en Laos (1964-1973) is er meer dan twee ton miljoen bommen neergevallen in deze regio. De eerste vier jaren wist niemand van deze ‘secret war’ af, omdat Amerika aangaf dat het alleen in oorlog was met Vietnam. Er zijn hier meer bommen gevallen dan tijdens de complete tweede wereldoorlog. En dat vernamen we tijdens een bezoek aan het MAG infocentrum. Dit is een organisatie die sinds een aantal jaren een onmogelijke klus aan het uivoeren is: het ontmantelen van alle niet ontplofte bommen. En dat zijn er ontiegelijk veel!

Midden in dit oude oorlogsgebied bezochten we de 3.000 jaar oude Plain of Jars. De mysterieuze kruiken op het hoogplateau. Net als de beelden op Paaseiland is ook hier onbekend wat het doel van deze kruiken was. Een versie is: de urnen zijn gebruikt voor het stoken van rijst whisky en een ander: dat ze gebruikt zijn voor het begraven van de lokale bevolking. Het laatste konden we ons goed voorstellen, gezien de ligging van deze potten boven op de heuvels. We hadden het gevoel op de Drentse hei te staan tussen de hunebedden in de herfst. De route naar deze drie plekken waren door het MAG gemarkeerd met witte stenen. Zette je een voet buiten het gemarkeerde terrein dan was het je eigen risico met een grote kans dat je op een UXO (een onontplofte bom) stapt. Nog steeds worden elk jaar honderden mensen gedood of verminkt door deze afschuwelijke bombies, die de Amerikanen in allerlei kleuren hebben gemaakt om het aantrekkelijker te maken voor de kinderen. Degene die dit heeft uitgevonden moest wel heel erg ziek zijn.

We waren poepieflauw van het reizen per ‘openbaar’ vervoer de laatste twee weken en hadden maar één wens: per vliegtuig zo snel mogelijk naar Vientiane, de hoofdstad van Laos en gelegen aan de grens met Thailand. We verlaten de “duizend bommen en granaten” area en zijn nog steeds blij dat we hier niet gefietst/gekampeerd hebben. Je moest er niet aan denken je tent hier op te zetten en de haringen in de grond te slaan, laat staan wildplassen.

Deed Luang Prabang met haar mooie koloniale huizen met louvre deurtjes al wat Frans aan. Vientiane lijkt nog meer Frans. We zweten, liepen en fietsten in alle hoeken en gaten van deze stad met Franse straatnamen en zelfs een heuse Arc de Triomph. Aten in croissanteries heerlijke belegde baguettes en zagen vele restaurants met een Franse keuken en heel veel Frans sprekende toeristen. Niet zo vreemd nadat we hebben gelezen dat Laos eind negentiende eeuw, begin twintigste eeuw een Franse kolonie is geweest.

Laos is sinds de laatste oorlog een communistisch land wat overal goed te merken was. De rode vlag met gele hamer en sikkel wapperde nog steeds op vele plaatsen fier in de wind. Strenge regelgeving, waaronder de sluitingstijden van cafés en restaurants: 23.30 uur moet alles gesloten zijn en voor 24.00 uur moet iedereen binnen zijn. Voor ons een vreemde gewaarwording, maar we hielden ons hier netjes aan. In Vientiane fietsten we over een enorm groot plein langs het regeringsgebouw waarbij we ons zo konden voorstellen hoe de militaire parade met materieel, al saluerend naar de president op het balkon, voorbij marcheren.

Verder viel het ons op in Laos dat we geen oude mensen zagen. De gemiddelde leeftijd is hier maar zo’n 50 jaar. Dat is niet oud, maar ook niet verwonderlijk gezien de vervuiling van de Mekong, waar meer dan de helft van de bevolking van leeft, in wast, uit vist, etc. Van wat we gezien hebben op de tweedaagse slowboat en wat overboord werd gegooid: elk twee uur een teil vol motorolie, afval van de toeristen, het toilet, etc., je zou nog niet eens willen pootje baden. Ook de vele bombardementen in Xieng Khuang provincie en de Ho Chi Minh Trail (Zuid Laos) waarbij eenderde van de bevolking het leven liet of zijn gevlucht naar de buurlanden, zorgden ervoor dat de gemiddelde leeftijd van de Laotianen niet hoog is.

We hadden wat moeite met reizen door Laos. Het grote contrast tussen arm: waar de buffel nog op het platteland de grond omploegt en rijk: waar enkele Hummers (in Nederland al onbetaalbaar) rondreden in de door ons bezochte steden, vonden we schrijnend! Laten we het maar niet over de ziekenhuizen en gevangenissen hebben. Dat is het laatste waar je wilt liggen of zitten. We voelden ons soms niet op ons gemak. Zeker omdat het reizen van toeristenplek A naar toeristenplek B zo snel ging. En je alleen maar toeristen op A en B tegen kwamen en verder er tussen in niets kon beleven, voelen of ruiken. Met de fiets onderweg zijn is toch totaal anders.
We snakken op het moment van schrijven ook naar afkoeling. De hitte van rond de 38 graden met een zeer hoge luchtvochtigheid is extreem vermoeiend. We kijken dan ook erg uit naar de mildere temperaturen in Taiwan. Vanwaar we onze fietsreis verder zullen vervolgen.

woensdag, februari 18, 2009

Photo link Northern Thailand

North Thailand



Click on the picture to go to the photo link
Voor een update en een verklaring van de foto's zie onderstaand verhaal.

5. Noord Thailand


’s Ochtends vroeg (5.30 uur) aankomen in Bangkok was geen pretje. In het donker fietsten we een klein stukje richting Chinatown op zoek naar een guesthouse. Maar na 3 kilometer uitlaatgassen en alweer zweet op de rug hadden we het wel gezien. We keerden terug naar het station, wachtten totdat het licht werd en bij toeval troffen we twee uur later op vijf minuten loopafstand van het station een mooi en klein guesthouse in een vaag achteraf steegje. Zij wilden onze fietsen en bagage wel in bewaring nemen voor de komende vier weken en niet geheel onbelangrijk waar we gelijk konden inchecken en in bed konden ploffen voor wat slaapinhaaluurtjes.We konden helaas pas de volgende dag verder met de nachttrein naar Chiang Mai wat in het noorden van Thailand ligt. Dus zat er niets anders op dan een extra nacht in een smerig en lelijk Bangkok door te brengen. Winkelen in verkoelende shopping malls was die dag de enige optie en daar waren we in geslaagd!

Noord Thailand voelde alsof we een nieuw land bezochten. Geen islam, geen hoofddoekjes, geen moskeeën die ’s ochtends 5 uur uit de luidsprekers staan te brullen, maar berglandschap, Boeddha, wierook, tempels, afrikaantjes, monniken en nog steeds die glimlach. Oké, het kostte ons een gebroken nacht in de trein, waarvan onze slaapplaats naast een automatische schuifdeur lag die niet meer dicht wilde. Hierachter waren helaas ook de toiletten, waardoor de urinelucht tot ver in onze neusgaten doordrong. Maar Chiang Mai is wel zo’n relaxte stad. We voelden ons gelijk thuis en binnen een dag alweer fit genoeg om activiteiten te ondernemen.


De stad van 250.000 inwoners (het voelde als een dorp) ligt in een vallei tussen een hooggebergte met de hoogste top van Thailand op ca. 2.500 meter. We hadden gehoopt dat het hier wat koeler zou zijn, maar helaas wees de thermometer nog steeds 33 graden en hoger aan. We shopten wat af in de oude handelsstad van Siam. Olaf liet zich twee maatpakken van Kashmir wol aanmeten voor 5000 baht per stuk en we meldden ons aan voor een Thai kookcursus. Dit hadden we gelijk bij binnenkomst van Thailand moeten doen. Bij de introductie hoorden we namelijk dat je niet elke dag kokosnootmelk moet eten, vanwege de laxerende werking. Sinds we Azië zijn binnengekomen hebben we dit bijna dagelijks gegeten. Het wordt veelvuldig toegepast in curries en soepen en wisten nu dus ook waarom we al weken vage darmproblemen hadden.

We huurden een brommertje voor een dag en zagen dat de omgeving met name in de vallei gortdroog was. Bladeren vielen van de bomen, waar de bomen bruin of geel waren, maar ook veel bomen waren al kaal en leken meer dood dan levend. Watervallen stonden zo goed als droog en het enige wat nog een beetje groen was in de vallei waren de palmbomen en kleine rijstvelden van de plaatselijke boertjes. We konden ons niet voorstellen dat de bomen hier ooit nog weer groen zouden worden. Maar een lokale Thai verzekerde ons dat bij aanvang van het regenseizoen in juni alle bomen weer hun gezonde kleur terug zouden krijgen.

We reden op de brommert langs een snake farm, monkey village, elephant camp, botanic garden, orchid nursery, maar zagen niets van dit alles. We bezochten wel Tiger Kingdom, een ‘opvangcentrum’ voor tijgers wat net als de rest commercieel en toeristisch was. Met gemixte gevoelens zijn we deze toeristentrekpleister binnen gestapt. De wil om met deze ‘katten’ in een kooi te zitten en er bijna alles mee te kunnen doen was groter dan om in de verderop gelegen dierentuin de beesten op afstand achter tralies te bezichtigen. Voor een gering bedrag dook Ollie het hok in van de drie maanden oude tijgertjes en ging Zwaan bij de zes maanden oude tijgers op visite. Het voelde wat onwennig en beangstigend in het begin, maar met drie oppassers op korte afstand kon er eigenlijk niets gebeuren (dat dacht een toerist twee weken eerder ook, hij kon het overigens nog wel navertellen). Het was een bijzondere ervaring en het leverde mooie kiekjes op.

We hadden zoveel gekocht in Chiang Mai dat we drie pakketten naar huis moesten sturen. Eén souvenir was wel erg duur uitgevallen. We dachten een koopje te hebben gedaan met een Boeddha beeld. Tijdens het invullen van de papieren op het postkantoor werd het beeldje echter 20 euro duurder. Een Boeddha beeld is heilig en hiervoor moeten er speciale documenten voor opgesteld worden, welke drie dagen zou duren. Om het religieuze beeld te exporteren uit Thailand moest de doos weer open,. De aantallen kilo’s van het beeld maakte het postpakket nog duurder. Hopelijk blijft Boeddha in zijn positie liggen tot aan ons huis.

We bleven een week in deze stad en dat is voor ons doen erg lang. Maar we wilden graag het 3-daagse Flower Festival bewonderen. We hebben bij ons in Drenthe het bloemencorso van Frederiksoord (3 km van ons huis) en ook even verderop in Eelde is er jaarlijks één, maar hebben deze corso’s nog nooit gezien. Aangezien de start van de bloemenparade 100 meter van onze guesthouse was, konden we geen excuus meer vinden om het aan ons voorbij te laten gaan. Het was een urenlange stoet van praalwagens, muziekkorpsen, dansmariekes, klederdrachten, en bedrijven met hun medewerkers, die in optocht in bedrijfskleding mee marcheerden. Een leuk idee misschien voor een personeelsuitje? Er kwam geen einde aan dit spektakel. We kregen het gevoel dat alle inwoners van de stad meeliepen. Prachtig aangeklede mensen die rozenblaadjes rond strooiden, bloemenwagens waren tot in detail perfect aangekleed en de muziekkorpsen speelden alsof het hun laatste optreden kon zijn. Niet alleen dahlia's, zoals die in de Nederlandse corso’s worden gebruikt, waren hier de bloemen, maar ook gerbera’s, afrikaantjes, asters, rozen en heel veel orchideeën. Die bij ons een fortuin kosten, maar hier gewoon in het wild groeien. Aan het einde van de stoet was er geen bezemwagen, maar een bezemploeg. Die er voor zorgden dat na vijf minuten je niets meer kon merken dat op deze plek een vier uur lange defilé voorbij was getrokken. Het was zeker de moeite waard om het verblijf in deze stad met een aantal dagen te verlengen om dit schouwspel mee te maken.

Als ‘backpacker’ door het leven gaan betekend afhankelijk zijn van bus, trein en georganiseerde tours. Iets waar we tijdens onze fietsreizen niet van houden maar uiteindelijk, alles went! We vertrokken dus met een airco bus verder naar Chiang Rai. Een stad met maar een kwart inwoners van broer Chiang Mai maar volgens de reisgidsen nog relaxter, rustiger en vooral goedkoper. Minstens vier dagen wilden we hier rondbrengen, was ons idee. De rit viel niet mee ondanks de airco. We hadden weer eens de pech dat we aan de zonkant zaten. De zon brandde dwars door het gesloten gordijn en ook de hitte van het motorblok die pal onder ons zat kon de airco niet aan. We hobbelden over wegen met flinke gaten door een erg onaantrekkelijk dor landschap met veel heuvels en waren blij dat we de fietsen in Bangkok hadden achtergelaten. We vonden met moeite een plek om te slapen, helaas met een niet verschoond bed met haren en kruimels en gemaakt voor de kleine Thai en niet voor de lange Europeaan. Het eerste wat ons opviel in de stad was de drukte, ongezelligheid en veel te dure restaurants en cafés aan de hoofdstraat. Restaurant “The Old Dutch” met frikadellen, bitterballen, kroketten, boerenkool met rookworst en jawel zelfs erwtensoep op de menukaart en de vele Hollanders op terras deed ons besluiten om direct de volgende ochtend verder af te reizen naar Chiang Khong, de grensplaats met Laos.

We namen dit keer de lokale bus, hoofdzakelijk gevuld met de lokale Thai. Een bus waar alle ramen van open stonden, dus geen airco en zitplaatsen die gemaakt waren voor de Thai, (dus voor ons Europeanen de hoofdsteun in de schouderbladen en onze knieën gedrukt in de stoelen voor ons). Deze lokale bus beviel ons tien keer beter als de vorige. Ook Chiang Khong beviel ons veel beter en de dagen die wij bij zusje Chiang Rai door wilden brengen, doen we nu maar bij broer Khong. Voor Zwaantje een perfecte plek om haar verjaardag te vieren en waarbij we vanuit de luie hangmat ook nog eens zicht hadden op één van de langste rivieren van de wereld, de Mekong, die de grens vormt tussen Thailand en Laos. Our next destination!
web stats analysis