donderdag, maart 05, 2009

6. Laos


Laos “The jewel of the Mekong” zoals ze ook wel wordt genoemd en dat hebben we gezien de eerste twee dagen: de Mekong rivier. We vertrokken per slowboat vanaf Huay Xai, de grensplaats in het Noordwesten van Laos, voor een tweedaagse boottocht naar het oostelijk gelegen Luang Prabang. Een tocht, wat absoluut geen juweeltje was en waar we niet met plezier aan terugdenken. Hadden we drie jaar geleden op de driedaagse “Navimag” boottocht in Chili echte koeien aan boord. Dit keer hadden we het gevoel dat we zelf de koeien waren. Voordat we aan boord gedreven werden, moest er nog gepind worden en gezien de rij ervoor kon dat nog wel eventjes duren. We trokken uiteindelijk de kippen uit de muur en hadden even het gevoel miljonair te zijn: 10.000 kip is nog geen euro. Het gevoel waren we snel kwijt, we moesten voortmaken want de boot stond op het punt te vertrekken, werd ons medegedeeld.

Bij de pier aangekomen, zagen we een boot bomvol geladen met rugzaktoeristen en tassen gevuld met bier, whisky en cola. Daar kunnen we nooit meer bij, dachten we. De koeiendrijver dacht er anders over. We werden naar achteren gedreven en zagen dat ook het machineruim compleet overladen was met backpackers. Er was nog enkel plaats in het keukentje op het achterdek. De plastic kuipstoeltjes, die gemaakt waren voor het gewicht van een Thai en niet voor onze kilo’s, waren onze zetels voor de eerste dag. Bij elke scherpe bocht in de Mekong, schoven onze stoelen van stuurboord naar bakboord en andersom. Terwijl we ons aan de reling vast hielden, helde het achterste deel zo erg over dat we soms het angstige gevoel hadden dat de boot ging kapseizen. Het was een lange eerste dag met als enige pluspunt een mooi uitzicht over de Mekong. In Pak Beng was er een verplichte stop. Een dorp wat alleen maar bestaat om het ‘vee’ op het droge te halen, te voederen, te drinken en een warme stal voor de nacht te geven. De tweede dag zaten we allemaal letterlijk en figuurlijk weer in hetzelfde schuitje. We kregen dit keer een plek toegewezen in de machine- kamer/bagageruim, waarbij we 8 uur lang geen Mekong hebben gezien, maar wel de stampende en stinkende dieselmotor. Eén ding weten we zeker: Dit zullen we nooit weer doen!

We hoorden van vele reizigers dat je voor Luang Prabang zeker vijf dagen moet uittrekken. En inderdaad, het is een prachtige ‘stad’ die zeker terecht op de UNESCO Wereld Erfgoedlijst staat. De eerste twee dagen waren nodig om bij te komen van de vermoeiende tocht over de Mekong. De andere dagen gebruikten we om het koninklijk paleis, een waterval en wat Wat’s te bezichtigen. Wat? Ja, een Wat! Een Wat is een Boeddha tempel waar monniken leven en mediteren. We dwaalden door gezellige straatjes met souvenirkraampjes en aten de zoveelste noodlesoep en bbq kippetjes in de vele eetstalletjes langs de weg. We zagen van een terras aan de Mekong, onder het genot van een Lao biertje, nog eenmaal de slowboat binnenkomen en konden er zelfs al weer een beetje om lachen hoe de backpackers kapot, uitgeput, dronken of melig aan wal klommen. Na zeven dagen konden we geen Wat meer zien en vertrokken per minivan naar het 250 km oostelijk gelegen Phonsavan.

De tocht duurde maar liefst zes uur. Het was een weg wat op en neer en heen weer kronkelde en hobbelde. Er zat geen 25 meter recht stuk in de weg. Ook in dit vervoermiddel hadden we weer de slechtste plekken. De bus zat al helemaal vol met rugzaktoeristen toen deze voorreed. Een aantal hadden waarschijnlijk een zware nacht gehad en lagen al te pitten. We kregen twee opklapstoeltjes toegewezen en met een reispil in de maag slingerden we langs uitgedroogde rijstvelden, dorre landschappen en armoedige dorpjes met bamboehutjes op palen. Dit was het echte Laos, geen luxe in Luang Prabang waar de toeristen verwend worden, maar echt puur Laos waar de mensen nog geen dollar per dag verdienen en ook nog eens zeven dagen per week werken. Zaten wij bij aankoop van souvenirs af te dingen op 50 cent, toen we dit zagen, schaamden we ons diep en zagen werkelijk hoe arm Laos eigenlijk was. We spraken in Phonsavan enkele ontwikkelingsmedewerkers en beseften dat Laos nog steeds een derde wereldland is. Kinderen worden ter vondeling gelegd omdat de ouder hen niet kan onderhouden. En hebben ze eenmaal de leeftijd om naar school te gaan, dan hebben ze nog geen toekomst. Er worden scholen gebouwd met geld vanuit het rijke westen, maar de meeste stonden nog steeds leeg. Kinderen zijn er zat, maar onderwijzers ontbreken. En zo lopen de kids te venten op straat of te bedelen en vallen ze toeristen ‘lastig’. Het is triest maar de realiteit. Ontwikkelingswerk is dus lang niet altijd positief.

De geschiedenis van Phonsavan wat op 1.200 meter hoogte ligt is ook niet echt positief. Het is de provinciestad van Xieng Khuang, het meest gebombardeerde gebied ter wereld. In de oorlog tussen Amerika en Laos (1964-1973) is er meer dan twee ton miljoen bommen neergevallen in deze regio. De eerste vier jaren wist niemand van deze ‘secret war’ af, omdat Amerika aangaf dat het alleen in oorlog was met Vietnam. Er zijn hier meer bommen gevallen dan tijdens de complete tweede wereldoorlog. En dat vernamen we tijdens een bezoek aan het MAG infocentrum. Dit is een organisatie die sinds een aantal jaren een onmogelijke klus aan het uivoeren is: het ontmantelen van alle niet ontplofte bommen. En dat zijn er ontiegelijk veel!

Midden in dit oude oorlogsgebied bezochten we de 3.000 jaar oude Plain of Jars. De mysterieuze kruiken op het hoogplateau. Net als de beelden op Paaseiland is ook hier onbekend wat het doel van deze kruiken was. Een versie is: de urnen zijn gebruikt voor het stoken van rijst whisky en een ander: dat ze gebruikt zijn voor het begraven van de lokale bevolking. Het laatste konden we ons goed voorstellen, gezien de ligging van deze potten boven op de heuvels. We hadden het gevoel op de Drentse hei te staan tussen de hunebedden in de herfst. De route naar deze drie plekken waren door het MAG gemarkeerd met witte stenen. Zette je een voet buiten het gemarkeerde terrein dan was het je eigen risico met een grote kans dat je op een UXO (een onontplofte bom) stapt. Nog steeds worden elk jaar honderden mensen gedood of verminkt door deze afschuwelijke bombies, die de Amerikanen in allerlei kleuren hebben gemaakt om het aantrekkelijker te maken voor de kinderen. Degene die dit heeft uitgevonden moest wel heel erg ziek zijn.

We waren poepieflauw van het reizen per ‘openbaar’ vervoer de laatste twee weken en hadden maar één wens: per vliegtuig zo snel mogelijk naar Vientiane, de hoofdstad van Laos en gelegen aan de grens met Thailand. We verlaten de “duizend bommen en granaten” area en zijn nog steeds blij dat we hier niet gefietst/gekampeerd hebben. Je moest er niet aan denken je tent hier op te zetten en de haringen in de grond te slaan, laat staan wildplassen.

Deed Luang Prabang met haar mooie koloniale huizen met louvre deurtjes al wat Frans aan. Vientiane lijkt nog meer Frans. We zweten, liepen en fietsten in alle hoeken en gaten van deze stad met Franse straatnamen en zelfs een heuse Arc de Triomph. Aten in croissanteries heerlijke belegde baguettes en zagen vele restaurants met een Franse keuken en heel veel Frans sprekende toeristen. Niet zo vreemd nadat we hebben gelezen dat Laos eind negentiende eeuw, begin twintigste eeuw een Franse kolonie is geweest.

Laos is sinds de laatste oorlog een communistisch land wat overal goed te merken was. De rode vlag met gele hamer en sikkel wapperde nog steeds op vele plaatsen fier in de wind. Strenge regelgeving, waaronder de sluitingstijden van cafés en restaurants: 23.30 uur moet alles gesloten zijn en voor 24.00 uur moet iedereen binnen zijn. Voor ons een vreemde gewaarwording, maar we hielden ons hier netjes aan. In Vientiane fietsten we over een enorm groot plein langs het regeringsgebouw waarbij we ons zo konden voorstellen hoe de militaire parade met materieel, al saluerend naar de president op het balkon, voorbij marcheren.

Verder viel het ons op in Laos dat we geen oude mensen zagen. De gemiddelde leeftijd is hier maar zo’n 50 jaar. Dat is niet oud, maar ook niet verwonderlijk gezien de vervuiling van de Mekong, waar meer dan de helft van de bevolking van leeft, in wast, uit vist, etc. Van wat we gezien hebben op de tweedaagse slowboat en wat overboord werd gegooid: elk twee uur een teil vol motorolie, afval van de toeristen, het toilet, etc., je zou nog niet eens willen pootje baden. Ook de vele bombardementen in Xieng Khuang provincie en de Ho Chi Minh Trail (Zuid Laos) waarbij eenderde van de bevolking het leven liet of zijn gevlucht naar de buurlanden, zorgden ervoor dat de gemiddelde leeftijd van de Laotianen niet hoog is.

We hadden wat moeite met reizen door Laos. Het grote contrast tussen arm: waar de buffel nog op het platteland de grond omploegt en rijk: waar enkele Hummers (in Nederland al onbetaalbaar) rondreden in de door ons bezochte steden, vonden we schrijnend! Laten we het maar niet over de ziekenhuizen en gevangenissen hebben. Dat is het laatste waar je wilt liggen of zitten. We voelden ons soms niet op ons gemak. Zeker omdat het reizen van toeristenplek A naar toeristenplek B zo snel ging. En je alleen maar toeristen op A en B tegen kwamen en verder er tussen in niets kon beleven, voelen of ruiken. Met de fiets onderweg zijn is toch totaal anders.
We snakken op het moment van schrijven ook naar afkoeling. De hitte van rond de 38 graden met een zeer hoge luchtvochtigheid is extreem vermoeiend. We kijken dan ook erg uit naar de mildere temperaturen in Taiwan. Vanwaar we onze fietsreis verder zullen vervolgen.
web stats analysis