zondag, april 16, 2006

16. Tasmanië

Het leek wel of we de achtervolging hadden ingezet. Waar wij waren, waren zij ook. We hebben het over U2. Was het eerst Las Vegas. De ene dag dat we in Santiago de Chili waren, traden ze net op voor 120.000 fans. Bij een tussenstop van twee dagen in het Nieuw Zeelandse Auckland kwamen we de jongens weer tegen. Maar we zagen ze niet, ze hadden het concert moeten annuleren vanwege familie omstandigheden. Wel zagen we die avond een ander concert van lokale coverbands in het park. John en Adriane, de ouders van onze kiwivrienden en waar we deze twee dagen doorbrachten, verrasten ons met een avondje uit. Het was niet alleen het avondje uit, nee, zij verwenden ons deze dagen met een druk programma in het inmiddels vertrouwde Nieuw Zeeland.

De tussenstop was tevens nodig voor het ophalen van een nieuwe tent, die broer Harry op de valreep had geregeld en voor een vervolgvlucht naar Hobart’s Tasmanië. Dit deel van de vlucht hadden we zelf moeten regelen, omdat we de maximale vliegmijlen van onze worldticket hadden overschreden. Inmiddels hebben we zoveel airmiles gespaard, dat de vlucht begin juni terug naar Nieuw Zeeland ons waarschijnlijk niets gaat kosten. Maar zover is het nog lang niet. Het vliegen waren we voorlopig even zat, na 9 vluchten in de afgelopen drie weken, werd het tijd om de pedalen weer eens flink in beweging te krijgen.

Het fietsen lukte niet gelijk de eerste dag. Eerst moesten er hoognodig wat reparaties plaatsvinden. Door het laatste transport per vliegtuig was Olaf’s fietsversnelling kapot gegaan. De pootjes van Zwanet haar bril hadden het begeven doordat tijdens het snorkelen op Bora Bora naar alle waarschijnlijkheid iemand er boven op was gaan zitten. Tevens was de display kapot van de camera en dat is erg onhandig, omdat je niet meer ter plekke kunt zien of de foto is gelukt en je ook geen filmpjes meer kunt opnemen. De fiets kon gratis gerepareerd worden, de opticien kon helaas niets meer voor ons doen maar met plakband en superlijm kon de bril weer even verder (maar voor hoe lang?) en de camera, tja, die moest opgestuurd worden naar Canon, wat weken zou duren en dat was voor ons geen goede optie.

Na de reparatiedag hadden wij de beste ingrediënten voor een fietstochtje: 22 graden, strakblauwe hemel, geen wind en de bladeren aan de bomen begonnen al mooi te verkleuren. We hadden er weer zin in om al fietsend de westkust van Van Diemen’s Land te verkennen (waar het 360 dagen per jaar schijnt te regenen en de overige 5 dagen het van de bomen drupt). In 1642 genoemd naar de gouverneur van Nederlands Oost Indië: Van Diemen. Pas in 1856 kreeg het eiland, ontdekt door landgenoot Abel Janszoon Tasman uit Grootegast, de naam Tasmanië.

Australië staat bekend om de meest giftige beesten ter wereld. Ook in Tasmanië lopen ze rond. Bij aankomst in Hobart informeerden we links en rechts naar de spinnen, slangen, schorpioenen en andere enge beesten. We kregen vreselijke verhalen te horen over spinnen- en slangenbeten, over opgezwollen lichaamsdelen, etc. en waar je de meeste beten kon oplopen: o.a. het toilet. De eerste dagen inspecteerden we bij elk toiletbezoek dan ook eerst grondig de toiletbril, voordat we ons er op neer ploften. Elke spin die we zagen werd doodgetrapt en ’s avonds tijdens de laatste gang naar het toiletgebouw werd er als een olifant flink gestampt om de slangen op afstand al te laten voelen dat we er aankwamen.

Het was droog in Tassie en dat zagen we al eerder vanuit de lucht. Alle gewassen waren verdord, de watervallen stonden zo goed als droog, het water in de meren en rivieren stond laag en je werd overal erop geattendeerd om zuinig om te gaan met het watergebruik. In de afgelopen 5 weken was er geen druppel gevallen. Wij fietsten in zes dagen naar Zeehan aan de westkust zonder een druppel te voelen. Hoofdzakelijk heuvel op, heuvel af, links bos, rechts bos (voornamelijk eucalyptus- en dennenbomen), voor je het asfalt en de auto’s rijden als snelheidsmaniakken langs je heen. We hadden het gevoel weer terug te zijn in Zuid Engeland. Dagen van een fietsgemiddelde van amper 13km per uur en een dagafstand van rond de 55 km en dat schoot niet op. En omdat we aan Zuid Engeland geen leuke herinneringen hadden, moest er snel verandering komen. We besloten de zware klim naar de Cradle Mountains niet per fiets te doen, maar om de bus te nemen naar de noordelijke havenplaats Devonport en over het Centrale Plateau terug te steken naar het zuidelijke Hobart voor een vervolg van de fietstocht langs de oostkust.

Hadden we aan de westkust geen drup regen gehad, aan de oostkust (waar de meeste zon schijnt te schijnen) konden we de nieuwe tent uit proberen of deze wel waterdicht was. De oude en flink beschimmelde tent had inmiddels zoveel gebreken dat hij gewoon op was. De test was geslaagd. De tent kon weer windvlagen van 80km per uur aan en alles was mooi droog gebleven.

De oostkust vonden wij mooier dan de westkust, mede dankzij de mooie baaien met witte stranden en turqoise kleurige zee. Om een omweg van 50 km te besparen, gingen we met een illegaal klein veerbootje naar Coles Bay vlakbij het Freycinet National Park. Voor de entree van dit park gebruikt de Tasmaanse overheid wel een heel belachelijk betalingssysteem. Per fiets moet er 10 dollar betaald worden, terwijl een auto maar 20 dollar hoeft te betalen (of er nu 2,4, 6 of meer personen in zitten) en er was geen eens een fietsenstalling aanwezig op het reuze parkeerterrein!!

Omdat we er toch eenmaal waren, maakten we de vijf uur durende wandeltocht naar Wineglassbay en Hazzard Beach. Op dit strand lagen zoveel mooie schelpen in allerlei soorten en maten, dat we bijna een plastic tas ermee wilden vullen. Maar dit feest ging niet door, want je mag niets maar dan ook niets qua natuurlijk materiaal meenemen uit dit land.
De oostkust was minder heuvelachtig dan de westkust, maar we bleven klimmen en dalen en de knieën bleven gevoelig. We maakten niet te lange dagen, ook omdat de dagen inmiddels korter zijn, het was ’s avonds 6 uur al donker en we profiteerden volop van de goed uitgeruste campings met keukenfaciliteiten.

In St. Helens kregen we een tip van een lokale VVV boer dat we de postbus konden nemen om een gevaarlijk stuk over de A3 richting Lauceston te vermijden. Hier rijden zoveel loggingtrucks (vrachtwagens met enorme boomstammen) en ander verkeer, en is de weg zo windy (slingerend) door het bos en smal, dat je als fietser gewoon een schietschijf bent. We wilden langer leven dan vandaag en daarom was voor een aantal kilometers Bob onze postbode alias buurtbuschauffeur de taxi. We reden de 65 km niet in een uurtje, zoals we verwacht hadden, nee het werden er meer dan 3 uur. Bob de postbode moest nl. alle buurtschappen bij langs om de post rond te brengen.

Bob de postbode was weinig spraakzaam die ochtend totdat hij een pakketje uit een brievenbus moest halen en daarvoor de postbus uit moest stappen (als een rode vlag aan een brievenbus hangt, moet de bode naast iets afleveren ook wat meenemen). Bij terugkomst in de postauto was in enkele seconden duidelijk, dat hij een uitglijder had gemaakt in een vers gelegde uitwerpsel van een plaatselijke Bello. De lucht was zo vreselijk, dat we niet wisten hoe snel we de raampjes moesten opendraaien. Ondanks dat we bijna zaten te kokhalzen, hadden we wel een enorme schik.

Voor wat betreft het dierenleven op dit eiland: de buideldier wallabie, de wombats, possums, platypussen en de zeldzame Tasmaanse duivels. We hadden van de eerste drie soorten de meeste dood langs of op de weg gezien en geroken en de duivels, ja... we hebben er genoeg gezien: maar wij noemen ze Tasmaanse snelheidsduiveltjes.

De laatste kilometers terug naar het noordelijke Devonport gingen hoofdzakelijk door een heuvelachtig agrarisch en veeteeltgebied. Na drie weken onze knieën overbelast te hebben, staken we vlak voor de paasdagen met de Spirit of Tasmania in 11 uur over de Bass Strait terug naar Melbourne op het ‘Mainland’ van Australië of zoals de Tassies gekscherend zeggen ‘The North Island’. Waar hopelijk na de Commonwealth Games (een soort Olympische Spelen maar dan alleen voor de 71 landen die vroeger een kolonie van Engeland waren geweest), de Formule 1 (met brokkenpiloot M. Schumacher) en de Davis Cup de prijzen wat zijn gedaald. We hadden gehoord dat sommige accommodatieprijzen tijdens deze evenementen waren verdubbeld en daar zitten we niet echt op te wachten.

Al met al waren we niet echt onder de indruk van Tasmanië. Het eiland is ongeveer anderhalf maal groter dan Nederland en heeft maar 600.000 inwoners. De kleine dorpjes voorzien van alle servicefaciliteiten lagen dan wel mooi op korte afstand van elkaar, de inwoners waren daarentegen koel, ongeïnteresseerd, oppervlakkig, maar vooral lelijk. Waarschijnlijk waren hun voorvaderen de ‘lelijke’ criminelen die door de Engelse regering in een ver verleden naar dit eiland werden gestuurd. De mensen die ons aanspraken, waren voornamelijk vriendelijke vakantievierende Australiërs met een Nederlands achtergrond. Veelal ouderen die vlak na de Tweede Wereldoorlog met hun hele gezin een nieuw leven opbouwden aan de andere kant van de wereld. Volgens de statistieken leven nog steeds zo’n 300.000 Nederlanders in Australië. We zullen ze op het vaste land vast nog wel vaker tegenkomen.
web stats analysis