zaterdag, juli 01, 2006

19. Nieuw Zeeland (deel 1)



We syd ney meer in Sydney, maar in het paradijs der natuur op aarde: het Zuidereiland van Nieuw Zeeland (NZ). Op het vliegveld van Christchurch vonden we binnen een uur een huurauto voor de komende zeven weken en voor een zeer schappelijke prijs (nog geen 10 euro per dag). Zelfs het inpakken van de auto ging als een speer. Je had de eigenaar van het verhuurbedrijf moeten zien. Zijn ogen rolden zowat uit zijn oogkassen tijdens het aanschouwen van onze, inmiddels ervaren, inpakmethode. Bij het zien van onze bagage, raadde hij ons in eerste instantie een stationwagon aan, maar een kleine, zonnige Nissan kwam ons veel beter uit. We gaven diezelfde middag de auto nog plankgas om de stad uit te komen. Want van een stad hadden we na Sydney even weer onze buiken vol.

Via de Canterbury Plains reden we op ons gemak langs de besneeuwde toppen van de Southern Alps. Een bekende route voor ons, die we ruim vijf jaar terug ook al eens op de fiets hadden gereden. In Methven, de plaats waar één van de bekendste skigebieden van NZ ligt, informeerden we alvast naar accommodatie, skihuur, etc., want we waren veel te vroeg voordat het skiseizoen daadwerkelijk zou starten.


In Lake Tekapo vonden we een brandnew backpackershostel, waar we ons gelijk thuis voelden. We hadden het hele rijk voor ons alleen, er was geen sterveling te bekennen. We bleven dan ook gelijk maar drie nachten om de prachtige omgeving van Mount John en Mount Cook wederom op ons te laten inwerken. De laatste avond werd de rust verstoord door een bus die een lading jeugdige rugzaktoeristen had gelicht. Hadden we over campings vanuit Ierland al eerder onze ervaringen medegedeeld, over backpackers accommodatie kunnen we ook zeker een hoofdstuk schrijven.

Een backpacker/hostel/lodge is goedkoop en daarom ideaal voor de toerist die geen cent te makken heeft. En dat zijn er heel veel. De meeste backpackers zijn tussen de 18 en 25 jaar en gaan na hun studie of tussen een opleiding door er even tussen uit. Het is voor ons onbegrijpelijk hoe deze jonge mensen hun studiebeurs (lees: sponsored by the overheid) er doorheen brassen. Veelal met een flinke aanvulling van paps en mams. Het enige wat dagelijks op het menu staat is brood, thee, chips en noodles (een pakje kost maar 0,25 cent) of kant en klare spaghetti uit blik. Verse groeten, fruit en vlees wordt voor een jaar uit hun leven verbannen, kost gewoonweg teveel. Het gekke is dat deze partybeesten wel geld over hebben voor drank en extreme sporten. Bier en mixdrankjes zijn erg populair, we zien de nieuwste combinaties, bijvoorbeeld Red Bull met jägermeister of kahlua met melk!?!?). Overdag zien de meeste in de bus alleen de binnenkant van hun oogleden om hun roes uit te slapen en merken waarschijnlijk weinig van de schoonheid der natuur om zich heen. ’s Avonds hebben ze de sterkste verhalen tegen hun collega backpacker over hun parachutesprong, gletsjerbeklimming, etc. en dat ze toch wel heel veel leren op zo’n reis. Als je vraagt wat ze dan geleerd hebben, is meestal het antwoord: “Ik heb Detlef uit Duitsland en Hendrik uit Holland leren kennen en eh..... Ian uit Ierland” en oh ja... “Ik heb geleerd hoe je kunt bungy jumpen” (lees: “ik heb geleerd hoe je in 10 seconden 100 euro armer wordt”). Je zou minstens verwachten dat ze zouden antwoorden dat ze iets hebben opgestoken van de historie en de Maori cultuur, een andere taal hebben geleerd of wat heeft gezien van de flora en fauna. Maar bij de vraag: “Heb je de Bellbird of de Tui nog horen zingen”, krijg je als antwoord “ oh yeah, Tui it’s a great beer!” (Tui is naast één van de vele vogels ook één van de vele biersoorten in NZ). Een diepgaand gesprek met deze jonge gasten is ver te zoeken en houdt voor ons vaak met vijf minuten al op.

Jonge backpackers zijn naast zuiplappen ook nog eens smeerlappen. In de gemeenschappelijke keuken wordt door hun flink gebruikt gemaakt van de aanwezige potten en pannen. Afwassen en opruimen, ho maar, dit komt niet in hun woordenboek voor. Als de bus met rugzakkers weer vertrokken is naar de volgende stad is het in de keuken en de bunkrooms één grote puinhoop. Elke manager van zo’n hostel heeft zo zijn voorkeur voor nationaliteit. De Hollanders komen overigens aardig uit de bus, maar Duitsers en met name Israeliërs zijn de minst favorieten. De laatstgenoemde backpackers zien wij ook het liefst aan ons voorbij trekken. Israeliërs zijn buitengewoon asociaal, hebben lak aan Jan en alleman, zijn herrieschoppers en zijn vrij egoïstisch ingesteld. Iedereen heeft dezelfde reden voor zijn/haar gedrag. Ze zijn net ‘vrij’ gelaten na hun tweejarige verplichte diensttijd in het leger (zowel mannen als vrouwen). Ze hebben het een en ander nogal meegemaakt op patrouilles, veel doden en gewonden gezien en een enkeling verteld trots dat hij er zelfs één heeft neergeschoten. Al deze ellende wordt gecompenseerd met hun Overseas Experience, waarbij al hun gespaarde dienstgeld in een paar maanden wordt uitgegeven. Er zijn uiteraard uitzonderingen op de groep backpackers. Deze zijn vaak, net als wij, de 30 al gepasseerd, hebben jarenlange werkervaring en hebben jarenlang gespaard om hun droomreis te maken.

Nieuw Zeelanders, of zoals ze zichzelf hebben vernoemd naar de inheemse, halfblinde loopvogel: kiwi, houden van adrenaline en doen er alles aan om hun conditie op peil te houden. De één doet dit op zijn super-de-luxe zeiljacht een andere moet zijn energie kwijt in een rugby wedstrijd. Als de activiteit of sport zich maar onder een blote hemel afspeelt. Zaalsporten of een fitnessruimte zie je hier dan ook zelden. Daarnaast wordt elke vrije minuut actief doorgebracht in de natuur of in de tuin. Het maakt niet uit wat voor weer het is, de korte broek/rok met teenslippers en wollen muts is de kleding die hier wordt gedragen. Op het moment van schrijven vriest het ’s nachts en komt de temperatuur overdag amper boven de tien graden. We komen zelfs nog een enkele gek op blote voeten tegen, ook iets wat hier gewoon normaal is.

In Dunedin kwamen we de uit Fiji afkomstige Anjila, een oude bekende, tegen van eerdere bezoeken en werden door haar uitgenodigd voor een ‘tea’ in haar nieuw opgezette Italiaans restaurant. Een ‘tea’ betekend hier niet theedrinken maar dineren. Het heeft ons de vorige keer ‘maar’ twee maanden gekost voordat we hier achter waren. We antwoorden destijds altijd op de vraag: “Did you have your tea today?” standaard met: “No, but we will stuck to the beer”.

De partner van Anjila, Ralph, is een landlord en bezit de nodige panden in de stad. Hij is bijna 60 jaar en hoeft al jaren niet meer te werken. Z’n vrije tijd wordt besteed aan fietsen, kayakken en veel reizen. Hij had onlangs net voor het eerst het Zuidereiland rond gefietst en voor hem ging een compleet nieuwe wereld open en was gelijk verslaafd aan het vakantiefietsen. Zijn volgende reis is voor dit jaar ook al gepland: van west naar oost door Amerika. Het zorgde voor veel gespreksstof. Zoveel dat we werden uitgenodigd om bij hun te overnachten in de villa om verder te kletsen. Dat sloegen we niet af.

Na drie dagen gratis pizza’s, pasta’s en Speights en een Icebreaker pullover rijker (zomaar gekregen) reden we Dunedin uit. Een stad van ca. 100.000 inwoners wat erg Schots aan doet. Het wordt niet voor niets het Edinburgh van NZ genoemd. Zo Schots, dat je ’s avonds in de pub een enkele gast tegenkomt in een kilt. De kilt brengt bij ons nog steeds iets geheimzinnigs met zich mee. Zouden de mannen nu wel of niet ‘iets’ dragen onder een kilt. Nu konden we natuurlijk proberen met de camera zonder op te vallen een foto te maken. Maar het resultaat is vooraf al bekend: één donkerbruin gat.

We reden verder via de zuidelijke Catlins, waar we net als tijdens onze eerdere fietstocht in barre weersomstandigheden terecht kwamen. Was het de vorige keer een storm die onze tent in tweeën scheurde. Nu waren het hagelbuien die ons in een backpacker deed belanden.

We bezochten weer eens het Fjordland van NZ. En ook al kan het niet tippen aan de Noorse fjorden, het blijft een mooi natuurwonder, waar de bomen door de vele regenval totaal bemost zijn (er valt zo’n 9 tot 10 meter regenwater per jaar). We reden de nog nooit door ons gereden 120 km van Te Anau naar Milford Sound in maar liefst vier uur. Een Tour de France renner zou op z’n fiets sneller zijn, maar ziet dan waarschijnlijk weinig van de prachtige omgeving. Dezelfde weg moest ook weer terug, dit keer in 2 uur.

We reden snel door de toeristentrekpleister Queenstown, welke met name onder de jeugd zeer populair is. Wat een circus!! Het is één en al motels en backpackers, waar reisorganisaties je zuur verdiende geld afhandig probeert te maken voor avontuurlijke, risicovolle ‘sporten’. Wij vonden het fietsen de afgelopen maanden al avontuurlijk genoeg en reden snel verder via de Haast Pas naar Fox Glacier aan de westkust.
Valt in Nederland de mussen van het dak door een hittegolf. Hier begon het onophoudelijk te regenen met flinke windstoten. Er waren zelfs tornado’s op twee blokken van ons vandaan gesignaleerd die de daken inclusief mussen van de huizen blies. Aan de oostkant van de Alpen stortten de daken juist in door hevige sneeuwval. Sinds 60 jaar was er niet meer zo veel gevallen in één nacht. Op sommige plaatsen maar liefst 75 cm. Het weer was dus volop in het nieuws.

Ook de prachtige backpacker “Global Village” (in Indonesische stijl gedecoreerd) in Greymouth, waar we sliepen, haalde de krant. Een brandweerploeg moest er aan te pas komen om de overstroming van het pand een halt toe te roepen. Na een kwartier hielden ze het pompen voor gezien, het was onbegonnen werk. Wij stonden klaar in de startblokken om al het meubilair en decoratiemateriaal naar de eerste verdieping te slepen. Sinds 1984 was het water niet meer zo hoog geweest.

De Hollanders staan bekend als specialisten op het gebied van waterbeheersing. Ook Olaf ging als een echte leeuw het personeel adviezen geven, welke methode het beste was om de begane grond van de backpacker droog te houden. Ook de, bij vele toeristen, bekende vinger in de dijk kwam aan de orde, maar bracht niet de juiste oplossing. Waterman Zwaantje zat ondertussen heerlijk voor het haardvuur met een goed boek.

De nattigheid kwam voor ons goed uit, want de laatste weken waren de temperaturen hoger dan normaal en de sneeuwgrens ging steeds verder naar boven, wat ongunstig was voor de sneeuwcondities. Mede gezien de bergpassen die gesloten waren, de skigebieden die onbereikbaar waren (je moet gemiddeld 30km rijden voordat je bij een skilift bent) en de stroomvoorziening het had begeven, waarbij de herstelactie nog dagen zou duren, pakten we eerst de zonnige noordkant van het Zuidereiland.Toch handig hoor zo’n autootje!

Hadden we het net over zuiplappen... ze kunnen ons voor eventjes zuipdozen noemen. We vinden coupons voor gratis skipassen (2 halen 1 betalen) op de dozen van 15 flessen Speights bier (In NZ kennen ze geen kratten). We laden de auto, zo ver dat mogelijk was, vol met een aantal dozen, zodat we genoeg coupons hebben voor een aantal dagen gratis skiplezier. Echt superhandig zo’n auto!

In Nelson, wat bekend staat om de regio met de meeste zonuren, scheen inderdaad het zonnetje weer. We maakten in deze regio vele wandelingen door het dicht verstrengelde oerwoud met haar weelderige groene en bloeiende (ja zelfs in de winter) vegetatie. We vinden NZ in deze tijd van het jaar verrassend groen. Met name de bijna 200 soorten aan varens doen het hier uitstekend in het subtropisch, gematigd klimaat. De zilvervaren is dan ook niet voor niets het nationaal symbool voor NZ.
web stats analysis