zondag, november 13, 2005

8. Amerika (deel 3)

UTAH vervolg

Het is zover! Via collega fietser Folkert uit Zwolle, die wij in Waterton Lake NP (Canada) zijn tegengekomen, zijn wij in contact gekomen met www.fietsdrang.nl. De, uit het Drentse Barger Oosterveld afkomstige, fietsers, Gerrit en Jeanette, hebben huis en haard verkocht om een 4 jaar durende reis over de wereld te maken op de fiets. Ze zijn, net als Folkert, gestart in Alaska en willen al fietsend richting Zuid Amerika. Ze fietsen al een tijdje dezelfde route als wij en liggen een paar dagen op ons voor. In Bryce Canyon moeten we elkaar ontmoeten, want doordat zij via Capital Reef NP (langere route) naar Bryce fietsen en wij via Monument Valley hebben we wat dagen kunnen inhalen. In Bryce is het dan eindelijk zo ver. Via mail hadden we al doorgegeven dat we hier ca. 4 dagen willen verblijven en na de 2e dag bij terugkomst van wat boodschappen doen, zien we ze bij de picknicktafel zitten. We kletsen wat af, over onze en hun ervaringen, over de routes, over de hoogtepunten en dieptepunten, etc., de dag vliegt voorbij.

De camping (Ruby’s inn) waar wij staan, is een onderdeel van een enorm opgezet motel/lodge keten met giga indoorzwembad, hot tub en gratis draadloos internet, etc. en dat komt mooi uit. Met de temperaturen ’s nachts (gem. -5 graden), is het wel erg aanlokkelijk om ’s avonds in de hot tub te zitten en je even op te warmen, voordat we in de vrieskou de tent in moeten. Ook Gerrit en Jeanette zien deze voordelen ten opzichte van de even verderop liggende staatscamping (zonder douche, alleen koud water etc.) en zetten hun tent naast die van ons op. En omdat je in Amerika vaak betaald voor één tentspot met een kleine extra vergoeding voor een extra persoon, kunnen we de campingkosten mooi delen. Die avond lezen we een mailbericht van Folkert dat wij hem op een paar uur na hebben gemist. Toen wij ’s middag het park inreden, reed hij ’s ochtends net het park uit...... jammer.

De volgende ochtend brengen we eerst een bezoek aan het Visitor Centre om wat informatie in te winnen over de wandelroutes. Daar komen Gerrit en Jeanette de twee Zwitserse fietsers, Joe en Vrenie, tegen die zij eerder gesproken hadden in Lake Louise (Canada). Zij staan op de ‘koude’ staatscamping even verderop en bij het aanhoren van onze verhalen over de hot tub, etc. beslissen ook zij de spullen op te pakken en de tent bij die van ons op het veldje aan het meer neer te zetten. Het wordt een gezellig boel. We kokkerellen, borrelen en babbelen wat af met z’n zessen en ’s avonds tegen half 8 de tent in, is er niet meer bij. We warmen ons op in de ruimte bij het zwembad. Onder het genot van een biertje en chips bekijken we de foto’s en we kwebbelen wat af tot in de late uurtjes. En dat voor maar 4,50 dollar per persoon per dag.

We spreken af om met z’n allen de volgende ochtend de zonsopgang te bekijken. Die nacht wordt het -7 graden en als om 6.45 uur de wekker gaat, zitten we ons af te vragen, waar we in vredesnaam mee bezig zijn.
De wil om Bryce in een mooie ochtendgloed te zien is groter dan het blijven liggen in de warme slaapzak. Met 4 lagen kleding, warme muts en handschoenen fietsen we bergop de 5 km naar Sunrise Point. Het is een drukte van belang en we komen flink bezweet net op tijd aan om de grote rode bol boven de pieken van Bryce zien uit te komen. Als de zon eenmaal aan de hemel is, keert de rust terug. De Japanners zijn met z’n allen de touringbussen weer in gestapt en de overige toeristen trekken met gehuurde auto/camper verder naar het volgende attractiepark. Wij hebben het rijk voor ons alleen en ontbijten op het wandelpad bij het even verderop gelegen Sunset Point. Hier begint de Navajo trail die wij samen met Peekaboo en de Rim trail willen lopen. Het is een lange, maar prachtige, wandeldag en na bijna 5 uur, ruim 12 km (een gemiddelde van nog geen 2,5 km p/u) en gezamenlijk ruim 500 gemaakte foto’s (een gemiddelde van 100 foto’s p/u, echt waar!) keren we terug bij de fietsen. Het is jullie inmiddels wel duidelijk dat dit park erg bijzonder is.

Op de terugweg schiet Joe net buiten de entree van het Nationaal Park de berm in en komt terug met een berg hout, die wegwerkers hebben achtergelaten. Hij drukt ons allen een stapel in de handen (op de camping is nl. geen enkel afgevallen takje meer te vinden) en zo fietsen we terug naar de camping om een mooi warm kampvuur te maken......... Nog geen 50 meter verder op worden we staande gehouden door een ranger van het park. Waar wij in vredesnaam wel niet mee bezig waren. We kregen een preek van hier tot Tokio, dat wij, intelligente volwassenen uit Europa, toch wel moesten weten dat het verboden is om hout te sprokkelen in een NP en dat je voor ‘maar’ 6 dollar hout kon kopen op de camping (wel 4 blokjes hout?!?!?!). Joe wilde nog een discussie aangaan dat hij dit buiten het park had gedaan. Maar de grens van het park schijnt niet bij de entree te liggen, maar bij het welkomstbord en die waren we toen (op amper 10 meter na) nog niet gepasseerd. Ook wilde Joe nog een discussie aangaan dat het geen ‘omgewaaide bomen hout’ was, maar onnatuurlijk hout (latjes). Hij kon beter z’n mond houden, want de ranger werd roder en emotioneler. We kwamen er met een waarschuwing vanaf (had ons 600 dollar ofwel 500 euro boete kunnen kosten) en we moesten allemaal beloven dat we dit noooooooooit meer zouden doen. Wij gooien en Joe smijt het hout achter in de pick-up truck van de ranger en vervolgen de laatste kilometer naar de camping. We voelden ons net een paar betrapte kinderen en hebben weer een les geleerd: hout sprokkelen mag, mits je dit buiten een Nationaal Park doet (wisten we al), waarbij de grens het welkomstbord is (wist Joe nog niet)!

Na 5 dagen Bryce Canyon (ontdekt door boer Ebenezer Bryce met z’n befaamde uitspraak: “it’s a hell of a place to loose a cow”) verlaten wij het spectaculaire landschap in rood en bruin zandsteen en waar zandstenen rotsen door millennia regen en wind afgesleten zijn tot hoge, naaldvormige pieken, genaamd hoodoo’s. We trekken met z’n zessen verder naar het volgende NP: Zion. Onderweg fietsen we nog door het kleine maar o zo mooie dieprode Red Canyon Park. De herfst lijkt in dit deel van Utah nu echt zijn intrede te hebben gedaan. Veel bomen hebben geen blad meer en wat er nog aan hangt is geel, oranje of rood en veel campings zijn al gesloten. Tijdens de lunch bij een kleine general store, ziet Olaf in de vuilnisbak allemaal muffins, donuts, sandwiches en andere lekkernijen liggen, Nog luchtdicht verpakt en met een houdbaarheidsdatum van een aantal dagen geleden. Als een stel zwervers hangen we met onze hoofden in de afvalbak en halen eruit wat nog eetbaar is. De lekkernijen smaken nog uitstekend en het bespaart ons weer een lunch (zonder inkomen, moeten ook wij op de kleintjes letten). Wij zetten onze tenten op bij een gesloten KOA camping. Joe is nog niet van de fiets of hij heeft al een mega bos hout gevonden. Hij moet en zal z’n rießigen Kampfeuer unbedingt machen en dat lukt hem, zelfs met een knetterende onweersbui. ’s Avonds kwam er nog een auto het terrein oprijden, wat bleek, de plaatselijke sheriff kwam even een kijkje nemen. Het kampvuur was zo groot, dat hij het vanaf de snelweg kon zien. Gelukkig dit keer geen preek, maar meer van succes en sterkte met de regen en kou.

De laatste rit naar Zion is een en al panne. Gerrit is nog maar net weg of heeft een lekke band, nog geen 10 km verder en Joe heeft er één. Ook die van Jeanette heeft de langste tijd gehad en loopt telkens langzaam leeg. Gerrit krijgt nog een tweede lekke band en heeft onderweg te maken met een agressieve hond waardoor hij onderuit gaat met de fiets en daardoor zijn duim kneust. En als afsluiter komt Zwanet nog met een lekke en compleet uitgescheurde buiten voorband. Het wordt hoog tijd om binnenkort een fietsenmaker op te zoeken, het is tijd voor nieuwe buitenbanden en remblokjes! De laatste 8 kilometer hebben we nog een lift gehad van een paar Mexicanen in pick-up trucks. We moesten een 2 km lange tunnel passeren, die verboden was voor fietsers, dus moesten we van de parkranger de fietsen op de eerste de beste truck of in een camper laden. Bij het uitladen van de spullen op de camping, verliest Gerrit ook nog eens z’n fietscomputer (met bijna 10.000 km op de teller). Tot slot heeft de highway petrol Joe nog van de snelweg gehaald, omdat hij niet op de smalle vluchtstrook had gefietst maar net over de witte streep op de rijbaan. Ook hier kwam hij er weer met een waarschuwing ervan af. Wat een baaldag!

Het is onvoorstelbaar hoe op relatief ‘korte’ afstand het landschap zo kan veranderen. Zion is weer totaal anders als Arches NP, Bryce Canyon NP, Yellowstone NP, Canyonlands, etc. De parken zijn in geen enkel geval met elkaar te vergelijken. Ook de canyons, grotten,steile ravijnen en diepe valleien van Zion is weer op en top natuurschoon. In het park zijn diverse wandelpaden aangelegd en ook wij gaan met z’n zessen een dag lang deze paden betreden. We laten ons met de shuttlebus afzetten aan het einde van de Scenic Drive in het park en starten met de River trail. De eerste mijl is nog ‘geasfalteerd’, daarna gaat het pad dwars door de 10 graden koude Virgin River naar de Narrows trail. Als wij bij de rivier arriveren, staat het water zo hoog, van de vele regen wat is gevallen in de afgelopen 2 dagen, dat je alleen aan sandalen niet genoeg hebt om er doorheen te waden, maar dat je ook echt een wetsuit moest aan hebben om het ‘pad’ te kunnen vervolgen. We besluiten te keren en zoeken het wat hoger op om de Angel’s Landing trail te lopen. Omdat het laatste stuk van deze trail zeer moeizaam is en ongeschikt is voor personen met een handicap of hoogtevrees, besluiten Olaf en Jeanette niet mee te gaan. We klauteren met z’n vieren de laatste halve mijl (800 meter), waar wij dik een uur (heen en terug) voor nodig hebben. Vrenie met haar korte beentjes kon soms amper de stenen beklimmen en vaak was de richel zo smal, dat je op sommige momenten links en rechts het honderden meters diepe ravijn inkeek. Op sommige punten waren kettingen aangelegd en die had je ook zeker nodig om niet het ravijn in te duikelen. Eén ding was zeker, je bent zeker niet de eerste die een uitglijder maakt, gezien de vele R.I.P.’s en I.M. geschreven teksten op de top van deze berg.

Om kosten en tijd te besparen, spreken we af om met z’n zessen een auto te huren voor een rondje Grand Canyon. We willen met z’n allen te veel zien en gezien de tijd (de noordelijke rand wordt rond 20 oktober afgesloten voordat de winter haar intrede doet) is een auto de beste uitkomst. We fietsen vanuit Zion richting St. George, maar blijven steken in Hurricane. Het is noodweer en het komt met bakken uit de lucht. Zou het Katrina, Rita of Wilma zijn die langs komt. Of heeft dit dorp gewoon toevallig pech dat het Hurricane heet en dat we nou net hier het slechte weer aantreffen. We schuilen in een oude muffe Visitor Centre/Museum die bemand wordt door, zoals gebruikelijk in de USA, hoog bejaarde vrijwilligers, die alles weten over hun families en geloof, maar weinig weten van de omgeving. Wij informeren naar autoverhuurbedrijven en spontaan wordt er aangeboden om de volgende ochtend drie van ons naar St. George te brengen zodat we daar ter plekke een auto kunnen huren. Ook onze fietsen mogen wij bij hun in de kelder stallen voor een week en dat doen wij dan ook maar. Onderhandelaar Olaf heeft ondertussen 3 motelkamers aan de overkant geregeld voor weinig, want met dit zeikweer is kamperen niet erg aantrekkelijk.

Het inpakken van de 6-zitter Toyota Sienna ging niet eenvoudig. Probeer maar eens 20 fietstassen, een grote trailertas, 4 rugzakken, 6 stuurtassen en nog eens 4 grote waterdichte rolzakken in een kofferbak te krijgen. Laat staan het eten en drinken wat we nog voor een aantal dagen moesten inkopen. Met veel passen en meten is het gelukt. Vier fietstassen en de fietshelmen blijven achter met de 6 fietsen in het Visitor Center. In Kanab doen wij uitgebreid boodschappen en schaffen ook nog eens 2 piepschuim koelboxen aan. We zetten de koelboxen tussen ons in en ook de overgebleven gaatjes in de auto wordt gevuld met eten en drinken. We voelen ons als kippen in een kleine te hok, maar kunnen nog fatsoenlijk ademhalen en zelfs de chauffeur heeft nog een kijkgaatje om via de binnenspiegel door de achterruit te kijken.

We rijden als eerste naar de North Rim (NR) van de Grand Canyon (GC) en worden overrompeld door de overweldigende vergezichten. De ontzagwekkende proporties van deze canyon is de grootste ter wereld: 446 km lang, van 1 km tot 29 km breed en tot 1600 m diep. Bij de eerste aanblik sta je echt met stomheid te verbazen over dit wonder der natuur.
Gerrit en Jeanette informeren bij de Visitor Centre naar de ca. 40 km lange en zeer zware Kaibab trail dwars door de Canyon naar de South Rim (SR). Omdat Olaf al jaren een pin in z’n voet heeft en geen lange afstanden kan lopen (en zeker geen 2 dagen), bieden wij aan om met de auto rond de GC te rijden, zodat de overige 4 de lange tocht kunnen ondernemen en wij ze de volgende dag bij de SR kunnen oppikken. Dat lijkt een goed plan..... De volgende dag brengt Olaf de 4 nerveuze lopers naar de start van de route. Hij komt pas anderhalf uur later terug. Het had nog al wat voeten in aarde gehad om een vergunning (permit) te bemachtigen voor de Phantom Ranch camping, die halverwege de trail aan de Colorado River ligt. De camping was volgeboekt (schijn je zeker een jaar van te voren te moeten reserveren, zoveel belangstelling is er voor deze wandeling), maar er was nog een andere optie: de eerste dag 13 km lopen naar wat een hoger gelegen camping, zodat je de tweede dag 26 km moet lopen. Wij moesten zeker aan de tweede dag even niet denken en zijn blij dat wij met de auto ondertussen alle uitzichtpunten van de noordelijke Scenic Route kunnen aandoen. De 4 lopers slapen die nacht met z’n vieren in een tweepersoonstent (met 4 dagrugzakjes konden ze niet al te veel bagage meenemen) ergens tussen de NR en de SR, wij slapen die nacht heerlijk aan de lager gelegen Colorado River bij Lees Ferry met weer aangename temperaturen. Lees Ferry staat bekend om het startpunt van alle rafttochten over de Colorado River. Ook hier geldt weer: minimaal een jaar van te voren reserveren, als je een rafttocht over deze rivier wilt maken. Er worden maar 1.000 permits per jaar vergeven voor maximaal 22.000 personen en er komen 5 miljoen toeristen per jaar in dit park. Wil je privématig met je bootje over deze rivier, dan mag je nog langer wachten: er is een wachtlijst van 10 jaar!!

Met de auto er door heen rijden, is gelukkig in het naseizoen nog geen probleem. We willen vroeg op de camping aankomen, want ook hier geldt wie het eerst komt, wie het eerst maalt. De drukte valt eind oktober gelukkig mee, we hebben nog genoeg keuze op de enorm grote camping met meer dan 500 tentsites. Tegen half 5 rijden we naar het eindpunt van de Kaibab trail. Hier zien we de normaal gesproken zeer fanatieke en sportieve Joe doodvermoeid zitten. Hij is net 10 minuten binnen en is gebroken. Z’n schouders en heupen zijn helemaal blauw van onze rugzak, die hij tijdens de tocht had gedragen. Een half uur later komen de 2 dames met Gerrit aangestrompeld. Gerrit loopt erbij alsof hij een keutel in z’n broek heeft hangen. Geen van allen heeft nog energie over om te koken en in het Grand Canyon Cafe eten we een snelle vette hap. Deze avond is het zeker niet laat geworden.

Een groot voordeel van een goede conditie is dat je lichaam zeer snel hersteld. De 4 lopers lopen de volgende dag er dan ook weer aardig fit bij.
We rijden voor de tweede keer langs de uitzichtpunten aan de SR (vonden overigens de NR veel spectaculairder) en rijden verder over de legendarische Route 66 richting het westen. Bij Seligman zetten we de tent op, zo’n 90 mijl voordat de volgende wandeling begint naar het indianendorp Supai. Joe en Vrenie hadden onderweg een tip gekregen dat je Amerika niet mag verlaten, zonder deze 36 km (heen en terug) lange wandeling naar de beroemde Havasupai Falls gemaakt te hebben. We starten met z’n zessen en dalen langzaam af naar het dorpje die alleen bereikbaar is per voet, per muildier of per helikopter. Binnen 3,5 uur bereiken we het indianendorp. Wat gelijk opvalt zijn de schotelantennes en de moderne kleding en schoenen met de bekende sportmerken. Ook Apple heeft hier zijn I-pod’s reeds geïntroduceerd. Een origineel dorp is het dan ook jammer genoeg niet meer. Het is niet dat wij een Hiawatha op moccassins met z’n familie in een teepee zouden tegenkomen, maar wij hadden het ons iets anders voorgesteld. En ook het lawaai van de af en aan vliegende helikopter door de canyon is ook niet echt opbeurend. We begonnen een beetje teleurgesteld te worden, want het heeft nogal wat gekost (entree dorp 20 dollar p/p, camping 10 dollar p/p en we moesten voor de bagage en eten een muildier inhuren a 150 dollar. Hiervoor kreeg je dan een stukje zand om je tent op te zetten, koud water uit de rotsen en een Dixie wc, die zo vol zat, dat als je er op ging zitten je met een mooie afdruk op je billen weer terug kon naar je tent.

De watervallen hebben overigens de wandeling naar dit dorp alles weer goed gemaakt. Met name de Havasupai Falls waren als uit een sprookje. Diep turquois kleurende terrasvormige watervalletjes met daarboven de metershoge Havasupai tweeling waterval. We nemen een duik in het ijskoude water en liggen er ’s avonds vroeg in om fit aan de terugweg te kunnen beginnen. De volgende ochtend voelt Olaf z’n voet niet goed aan. De 16 km van de dag ervoor, lopend door een zand- en grindbak en over dikke rotsblokken en keien, zorgt ervoor dat ie als manke Nelis uit de tent komt strompelen.
We bezoeken met z’n allen nog wel de Mooney Falls, maar zetten daarna Olaf af bij de helikopter en zwaaien hem uit. Overigens maakt 40% van de toeristen, die de wandeling naar Supai maken, gebruik van de mogelijkheid om met de heli terug te gaan, dus Olaf is geen uitzondering. De indianen verdienen er in ieder geval flink aan (85 dollar p/p voor 8 minuten terugvliegen). Er was trouwens nog wel een andere (gratis) optie geweest: we zagen dat de volgeladen Dixie’s met de heli werden afgevoerd, maar Ollie zag het niet zitten om stiekem op een volgeladen Dixie de lucht in te gaan.

De laatste dag dat we de auto hadden, vervolgen we de weg via de Hoover Dam en Las Vegas terug naar St. George. Het plan was om in St. George te kamperen, dat 2 personen met de auto de fietsen ophaalt in Hurricane en dat de auto ook nog ’s avonds ingeleverd wordt bij het vliegveld van St. George. Maar we kwamen een beetje in tijdnood. De 1e camping was opgedoekt, de 2e camping was te duur en bij de 3e camping waren we al zo laat dat we de Visitor Centre in Hurricane moesten bellen om te vragen of iemand na sluitingstijd ons wilde opwachten. We vergaten echter dat er tussen St. George (Arizona) en Hurricane (Utah) een tijdsverschil zat van één uur.
Al met al is het goed gekomen. Joe en Gerrit hebben de zes fietsen compleet in de auto gekregen zonder de wielen er uit te halen (knap werk!).
Als slot had grapjas Joe die avond nog een ‘probleem’ bij het kakken. De toiletrol viel uit z’n handen en rolde onder de wc deur door. Een vloek in het Zwitsers trok Olaf, die op dat moment z’n tanden zat te poetsen, de aandacht en gaf Joe de rol terug, maar stiekem had Ollie graag willen zien hoe hij met de broek op de enkels de rol terug ging pakken.

Na ruim anderhalve week samen opgetrokken te hebben, begint bij Gerrit en Jeanette weer de drang om op de fiets te gaan zitten, de Zwitsers beginnen bijna te jodelen van ongeduld en ook bij Ollie en Zwaantje begint het weer te kriebelen en wordt het tijd om weer zo op de fiets te klimmen. We nemen afscheid van elkaar en weten zeker dat we elkaar nog eens weer treffen.
Op naar Las Vegas $$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$
web stats analysis